Uit de verte lijkt het alsof de zomereik bij de ruïne van de Sint-Walderickkapel het hele jaar in bloei staat. Het zijn echter geen bloesems die de takken opfleuren, maar lapjes stof en reepjes kleding. Ze zijn aan de takken geknoopt door zieke mensen die genezing zoeken. De 'lapjeseik' dankt er zijn bijnaam aan: de heel bijzondere Koortsboom.
Die traditie gaat zo'n duizend jaar terug. In die tijd maakten de Hoemannen, een wilde stam onder aanvoering van de bruut Walderick, de omgeving onveilig. Op een dag werd Heribertha, de beeldschone dochter van de moordende en plunderende woesteling, doodziek. Zij leed aan hete koorts, waar geen kruid tegen gewassen bleek. Passerende monniken brachten de wanhopige vader in contact met vader Clemens Willibrord. Die gaf Heribertha het advies zich te bekeren, veel te bidden en een stukje linnen van haar kleed aan de oude eikenboom naast haar huis te knopen. Het gevolg laat zich raden: de dochter genas en de moordende vader koos voor Jezus Christus en het smalle pad der deugd. Hij vertrok naar een Frans klooster en keerde jaren later als monnik terug.
Toch kende de tranentrekker geen happy end. De Hoemannen waren woedend op Walderick en sloegen hem en zijn dochter de hersens in en staken het huis in brand. Op de puinhopen bouwden Franse monniken de Sint-Walderickkapel. Die is inmiddels allang tot ruïne gedegradeerd, maar de Koortsboom staat er nog steeds, of liever gezegd: een ruim tachtig jaar oude nazaat ervan. Of ook die een heilzame werking bezit is niet bekend. Boze tongen beweren dat dorpelingen de stofreepjes in de boom knopen om de traditie voort te zetten. Toeristen worden dus gewoon voor het lapje gehouden.