naamaanduiding van de Verenigde Oostindische Compagnie, opgericht in 1602, door toedoen van Van Oldenbarneveldt en ontstaan uit toen bestaande, onafhankelijk van elkaar handelende compagnieën. Het bestuurscollege bestond uit de „Heren Zeventien”.
De Staten-Generaal verleenden de VOC octrooi, d.w.z. met hun goedkeuring mocht dit handelslichaam in Indië bestuurslichamen instellen, ambtenaren benoemen, verdragen sluiten, oorlogen verklaren, eigen munt slaan en als alleenrechthebbende op de Indië-route handel met de inlandse vorsten drijven. Alle veroveringen in de Oost hadden slechts ten doel een veilige en voordelige handel te verzekeren aan de deelnemers in de VOC. Na een korte tijd van hoge dividenden (winstuitkeringen) en van energieke gouverneurs-generaal (Coen, Van Diemen) begon in 1693 een periode van steeds toenemende concurrentie (Engelsen, de eigen ambtenaren!) en verliezen. Op 1 januari 1800 nam de Bataafse Republiek de hele zaak over: einde van de VOC. De latere Nederlandse Handelmaatschappij had vele trekken met de VOC gemeen (1819).