een van onze meest algemene zangvogels uit de familie der vinken; zie vinkachtigen. Het mannetje is in het voorjaar prachtig gekleurd, zijn borst is helder roodbruin, zijn kop is op het zwarte voorhoofd en de bruine slapen na leiblauw.
Gele en witte banden sieren de vleugels. Het wijfje heeft een grijze borst en valt niet op. Het nest is een kunstig gebouwde, halve-bolvormige kom uit mos, aan de buitenzijde met korstmos en spinrag bedekt, van binnen met veertjes en wol bekleed. Het lied van het mannetje is de beroemde vinkeslag. Bijna alle vinken trekken eind oktober naar Zuid-Europa en NoordAfrika en keren in maart terug. Een klein aantal mannetjes overwintert.