1. nacht roofvogels met grote kop, naar voren gerichte ogen, haakvormige snavel en zacht verenpak. Hun vlucht is geruisloos.
In Midden-Europa leeft b.v. de kerk- of katuil, die 32 cm groot wordt, in torens en holle bomen nestelt en ijverig op muizen jaagt; de kleine, 21 cm grote steenuil, die als doodsvogel een slechte naam heeft; de 45 cm grote bosuil en de zeer zeldzame 75 cm grote oehoe;2. een familie van nachtvlinders. Het zijn bruingrijze of zwartachtige vlinders, wier rupsen grote schade aanrichten.