1. de elektrische spanning (of potentiaalverschil) is de oorzaak van iedere elektrische stroom. In iedere elektrische geleider zijn steeds vrije elektriciteitsdeeltjes (elektronen) aanwezig.
Echter eerst onder invloed van de spanning gaan deze deeltjes bewegen en vormen dan een elektrische stroom en leveren daardoor in onze elektrische apparaten arbeid, wekken warmte op in gloeilampen en elektrische kachels, drijven elektromotoren aan, enz. De elektrische spanning geeft dus aan de elektronen het vermogen arbeid te verrichten (energie). De elektrische spanning tussen de polen van een stroombron is daarom gelijk aan de arbeid die de eenheid van elektrische lading (hoeveelheid) levert als deze van de negatieve naar de positieve stroomt. Men meet de elektrische spanning in volt, de elektriciteitshoeveelheid in coulomb en de arbeid in wattseconden. Voorbeeld: bestaat tussen de polen van een stopcontact een spanning van 220 volt, dan zal een hoeveelheid elektriciteit van 1 coulomb, als deze stroomt van de negatieve pool naar de positieve pool, een arbeid leveren van 220 X 1 = 220 wattseconden; 2. in de mechanica: de kracht in het inwendige van een vervormd elastisch lichaam, die het lichaam zijn oorspronkelijke vorm tracht terug te geven;
3. aanduiding van de druk die een gas uitoefent, spanrol, apparaatje dat dient om bij een machine met riemaandrijving de riem te spannen, spant. Een dakconstructie is opgebouwd uit opstaande stutten van houten of stalen balken, die spanten worden genoemd.
Naar gelang de ruimte die overspannen moet worden, zijn de spanten anders van samenstelling. Ook de huidbeplating van een schip wordt aangebracht tegen een soort geraamte van stalen ribben die men spanten noemt. Meestal zijn ze dwarsscheeps, hoewel er ook langsscheepse spanten worden gebruikt, waarbij dan minder en lichtere dwarsspanten nodig zijn; zie ook sparren.