Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Koolstofverbindingen

betekenis & definitie

Koolstof vormt met zuurstof twee gasvormige verbindingen: koolmonoxide (CO) en kooldioxide (C02). Bij onvolledige verbranding ontstaat koolmonoxide, een levensgevaarlijk gas.

Het komt voor in steenkoolgas (lichtgas), in kolendamp en in de uitlaatgassen van motorvoertuigen. Kolendamp vormt zich in slecht trekkende kachels en is vooral ook gevaarlijk omdat het geen waarneembare geur heeft. Kooldioxide ontstaat bij volledige verbranding van koolstof en koolstofverbindingen. Lucht bevat er een weinig van (0,03%). Dit is zeer be-langrijk, omdat groene planten het uit de lucht opnemen en het met water, onder invloed van zonlicht, omzetten in vele organische stoffen, zoals suikers, zetmeel en vetten. Hierbij ademen de planten zuurstof uit, terwijl mensen en dieren zuurstof in- en kooldioxide uitademen. Dit kooldioxide wordt in het lichaam gevormd bij de oxydatie van koolstofverbindingen, b.v. suikers en vetten. Aan deze „langzame verbranding” danken wij onze lichaamswarmte. Bij sterke afkoeling wordt kooldioxide vast („koolzuursneeuw”, droog ijs). Als men het in water leidt, ontstaat er koolzuur (H2C03).

Dit is een zwak zuur; zijn zouten heten carbonaten; zie ook bicarbonaat. Vele gesteenten bestaan uit calciumcarbonaat, b.v. kalksteen en marmer. Organische stoffen zijn koolstofverbindingen. Carbiden zijn verbindingen van metalen met koolstof, b.v. calciumcarbide. Koolstofdisulfide of zwavelkoolstof (CS2) wordt gebruikt om kunstzijde te maken; zie ook viscose.