(768-814) verenigde de Germaanse stammen in een eenheidsstaat, met een koning aan het hoofd en ondergeschikte gouwgraven als zijn ambtenaren. In 800 liet hij zich door de paus tot keizer kronen, als opvolger van de Romeinse keizers, en tot heer en beschermer van de christenheid; zie Aken.
Uitgelicht
Wekelijks trending en actuele woorden ontvangen in je mailbox? Schrijf je net als 2.112 anderen in!