Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Groningen

betekenis & definitie

(164 700 inwoners), hoofdstad van de provincie Groningen. De stad heeft een

veelzijdige handel en industrie (o.a. confectie). In de Middeleeuwen was zij zelfs een der voornaamste Hanzesteden. Thans is zij de belangrijkste graanmarkt van West-Europa. Door het Eemskanaal is ze verbonden met de havenstad Delfzijl; Groningen is dan ook de thuishaven van een groot aantal coasters. Er zijn een rijksuniversiteit en verschillende andere instellingen, o.a. een archeologisch

instituut; de provincie Groningen, groot 2483 km2 en met 536 000 inwoners, werd vroeger genoemd: de Stad en de Ommelanden (Westerkwartier, Hunsingo, Fivelingo, Oldambten het Goorecht, later nog de Veenkoloniën, Westerwolde en Reiderland). Op de zavelgronden in het noorden treft men landbouw, op de lagere knipkleigronden (ten noorden van de stad) en op de diluviale zandgronden van het Westerkwartier en Westerwolde vooral veeteelt; de veenkoloniën hebben verbouw van fabrieksaardappelen en haver. Groningen heeft een belangrijke agrarische (aardappelmeel, strokarton) en chemische (Delfzijl) industrie en scheepsbouw (coasters) langs het Eemskanaal en het Winschoterdiep. Op de klei vindt men terp- of wierdedorpen, die reeds in de Romeinse tijd en wellicht al drie a vijf eeuwen vóór onze jaartelling bewoond waren. De bevolking is van Fries-Saksische afkomst.