Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Bloem

betekenis & definitie

Bloemen hebben de taak voor de vermenigvuldiging der planten te zorgen. Bij éénjarige planten ontwikkelen de volgende bloemen zich reeds tijdens de bloei van de vorige.

Bij overblijvende planten, in het bijzonder bij houtige gewassen, gaan vele jaren voorbij eer de bloem vorming inzet, bij de eik 60-80 jaar. Elke bloem bestaat uit verscheidene kransen van verschillend gevormde bladachtige organen. In volgorde van buiten naar binnen heten ze: kelk-, kroon-, stuifmeel- en vruchtbladen. De kelkbladen zijn meestal groen; ze kunnen ook ontbreken. De bloembladen staan binnen de kelkbladen, vaak tegenover de tussenruimten ervan. Ze zijn meestal bont gekleurd.

Soms zijn de bloembladeren vergroeid (winde), soms zijn ze vrij (roos). Binnen de bloembladen staan de meeldraden. Dat ook zij oorspronkelijk bladeren waren, is bij de meeste planten niet meer te zien. Maar bij de waterlelies b.v. ziet men alle overgangen tussen bloembladen en meeldraden. Elke meeldraad bestaat uit een helmdraad, aan welks boveneind de helmknop zit, die links en rechts een helmhokje vormt. Binnen de meeldradenkrans staan één of meer vruchtbladen.

Meestal vergroeien de randen van het vruchtblad met elkaar. In dat geval spreekt men van stamper. Elke stamper heeft onderaan een opgezwollen gedeelte, het vruchtbeginsel. Daarop staat gewoonlijk de lange steelvormige stijl, die aan zijn top de stempel draagt. Het aantal vruchtbladen is verschillend. Bij de vlinderbloemigen is er slechts één vruchtblad (erwt), bij de kruisbloemigen twee (muurbloem), bij de leliebloemigen drie (tulp), bij de ranonkelachtigen vele (kerstroos).

Bij de laatste staan ze vrij; bij de leliebloemigen zijn ze vergroeid. Binnen in de vruchtbladen groeien de zaadknoppen waaruit de zaden ontstaan. Naast de volkomen bloemen zijn er ook onvolkomene, die alleen meeldraden of alleen stampers bezitten. In het eerste geval spreekt men van meeldraad- of mannelijke bloemen, in het tweede van stamper- of vrouwelijke bloemen. Beide heten éénslachtige bloemen, terwijl men de volkomen bloemen ook tweeslachtige bloemen noemt. Staan meeldraad- en stamperbloemen op dezelfde plant, b.v. bij de hazelaar, dan heet deze éénhuizig; staan ze op verschillende planten, b.v. bij de wilgen, dan noemt men ze tweehuizig.