Een volwassen mens heeft ongeveer 5 liter bloed, dat ten gevolge van de beweging van het hart door de aderen wordt gedreven. Het bloed bestaat uit het bloedplasma en de daarin verdeelde bloedlichaampjes.
Men onderscheidt drie soorten: 1. de kernloze, rode bloedlichaampjes, die de bloedkleurstof (hemoglobine) bevatten. In 1 kubieke millimeter zitten er 5 miljoen. In de longen nemen ze zuurstof op, binden het vrij losjes aan de hemoglobine en vervoeren het naar alle cellen;
2. de kernhoudende witte bloedlichaampjes (leucocyten). Hun aantal schommelt tussen 6000 en 1000 per kubieke millimeter. Men onderscheidt 5 soorten bij volwassenen, 6 soorten bij pasgeborenen. Sommige bewegen zich als amoeben, kunnen ook de aderen verlaten en zelfs stroomopwaarts kruipen. Ze vormen het verdedigingsmechanisme van ons lichaam, want zij verdelgen de binnengedron-
gen bacteriën. Etter bestaat uit een grote hoeveelheid witte bloedlichaampjes, die op bedreigde plaatsen van het lichaam bacteriën of andere vreemde lichaampjes onschadelijk maken;
3. de bloedplaatjes (trombocyten); het zijn kleine kernloze lichaampjes. Door hun werkzame stof brengen zij het eiwit van het bloedplasma tot stolling en sluiten zo de wond door een korst, bestaande uit fibrine. Het bloed vervoert zuurstof van de longen naar alle organen. Zo kunnen alle cellen ademen. Daarbij ontstaat koolzuur, dat door het bloed teruggebracht wordt naar de longen en daar weer afgegeven. Uit de wand van de dunne darm neemt het bloed voedingsstoffen op en vervoert ze naar alle cellen. Het vervoert ook hormonen naar de plaats van bestemming. Afbraakprodukten van de stofwisseling, zoals urinezuren en giftige stoffen, draagt het bloed af aan de nieren, die zorgen voor de uitscheiding. Het bloed van de werveldieren is rood gekleurd, het bloed van de wervelloze dieren kan ook blauw, groen of kleurloos zijn. De temperatuur van het bloed bij koudbloedige dieren is die van de omgeving; bij warmbloedige (mensen, vogels en zoogdieren) is zij constant, b.v. bij de mens ongeveer 37° C.