z.n.m. - Stuk gepunt yzer, doorgaands van boven met een kop voorzien, en dienende om voorwerpen op elkander te bevestigen. Schotspijker (met een langen kop, die in het hout wegzinkt.
Boutspijker (die in stede van met een kop met een bout is voorzien.) IJsspijker (die een speervormigen kop heeft.) Platkop, Mamieringspijker (die een platten kop en 2½ duim lengte heeft.) Pompspijker (die een vierkanten kop en 2 duim lengte heeft.) Zestigpondsspijker (die 6 duim lengte heeft.) Schietspijker (die een vierkanten kop en 4 duim lengte heeft.) Schotspijker (die een ronden kop en 54 streep lengte heeft.) Duimspijker, Timmerspijker, Klampspijker, Knaapspijker; Diamantspijker (die een pyramidaalvormigen kop heeft.) Roerspijker, Boersspijker (korte en dikke spijker.) Schroefspijker (die van onderen kan ingeschroefd worden.) Dubbelingspijker, dubbelspijkers (die voor de dubbeling gebruikt worden.) Een spijker indrijven, inslaan. Een spijker uithalen, klinken. Een spijker omslaan (zoo dat die zich in ’t hout verliest.). Zie verder timmerspijkers, nagel, duiker.
Spreekwijze: Den spijker op zijn kop slaan (de zaak recht beoordeelen).
Hy (Justinianus), koningmet of zonder kop
Hy sloeg den spijker op zijn kop.
Bilderdijk.
Weet ik een spijker, hy weet een gat (hy heeft altijd een uitvlucht; ik kan hem niet pal zetten).
Spijkers op laag water zoeken (met nietige vitteryen voor den dag komen, onbeduidende gronden voorbrengen; ook: iets voorwenden om een kwade zaak te verheelen). Bilderdijk in zijn Gesl. op ’t woord Spei geeft van dit spreekwoord, een verklaring, welke ik twijfel dat aan eenig zeeman voldoen zal en die bovendien niet met de beteekenis van ’t spreekwoord rijmt. Hy wil namelijk een schip, dat aan den grond zit, weder vlot maken, door ’t water, dat zich in ’t scheepsruim bevindt, door de spijgaten weg te laten loopen - ! - en beweert, dat men, op laag water zittende, zijn toevlucht dus neemt tot spijen, - welk woord wederom in spijkers zoû zijn veranderd. - ! - Ik waag het, een andere verklaring voor te stellen. Het is alleen als ’t water laag is, dat men de gezonken waren en kostbaarheden, die uit een gestrand schip te gronde zijn gegaan, op den bodem gaat zoeken. Maar wie daarvoor duikt en zijn leven waagt, brengt gaarne iets boven, dat waarde heeft, en laat de gezonken spijkers liggen. Die dus, op laag water, beweert, spijkers te zoeken, is of een dwaas, of iemand, die zijn wezenlijk doel verbergen wil.