z.n.o. - Verkleinwoord van baai (wollen stof), oorspronkelijk gebezigd om het wollen buisjen, de gewone kleederdracht der matrozen, aan te duiden, en, by toepassing, de gebruikelijke benaming van alle bovenkleeding van ’t zeevolk.
Spreekwijze: Op zijn baaitjen krijgen (slagen krijgen). Zy hebben op hun baaitjen gehad (Zy hebben de nederlaag geleden).