XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Watervoorziening

betekenis & definitie

Watervoorziening - Het verhaal gaat dat Karel V, toen hij in 1540 naar A. zou komen, aarzelde om dit plan te laten doorgaan, omdat bodem, lucht en water hier bedorven en slecht voor zijn gezondheid zouden zijn. Een feit is dat er van een gegarandeerde kwalitatieve drinkwatervoorziening geen sprake was. Men was aangewezen op regenwater, dat van de daken in goten en pijpen werd opgevangen en naar regentonnen werd geleid. Regenwater was heel zuiver, maar niet altijd voorradig, zelfs niet in Nederland. In enkele delen van de stad kon wel water gewonnen worden en uit Amstel, burgwallen en grachten werd dan nog rivierwater verkregen, dat allerlei nadelen had.

Want al was het rivierwater toen zuiverder dan nu, in de stad was het er slecht mee gesteld. Ten eerste stonden in die dagen gemakken (wc's) van de bewoners in huisjes boven de burgwallen, ten tweede werd toen, evenals nu, allerlei huisvuil in het water gesmeten, hetgeen de overheid herhaaldelijk aanleiding gaf tot het uitvaardigen van strenge keuren daartegen, en ten derde veroorzaakten dijkdoorbraken vaak dat er brak water, zoals bijvoorbeeld in de Watergraafsmeer*, in de Amstel drong. Regenbakken vormden de voornaamste bron van watervoorziening, maar lang niet iedereen had er een. Daarom werd de Versch-Water Sociëteit opgericht, een gilde van waterschippers die per schuit het vermaarde heldere Vechtwater aanvoerden naar de stad. Men verkocht het per gang, waarvan de prijs echter bij langdurige droogte of vorst sterk kon stijgen. De waterschuiten* hadden een inhoud van 80.000 liter; zij werden over het algemeen goed onderhouden, wat niet gezegd kon worden van de zgn. waterleggers*, de schuitjes van de kleinhandelaren, die het water aan de man brachten. Die leggers waren vaak oude en slecht onderhouden schuiten, zodat het erop neerkwam, dat de bevolking toch gedeeltelijk grachtwater dronk. Alleen de rijken konden hun drinkwater per kruik uit Haarlem of Uitrecht laten aanvoeren. In de Franse tijd is verbetering overwogen. Koning Lodewijk Napoleon besloot tien openbare regenbakken te laten bouwen, maar er kwam niets van.

Wel werd in 1806 bepaald dat de waterschuiten tevoren geëxamineerd moesten worden door een door de overheid aangewezen deskundige. In 1811 durfde Napoleon bij zijn bezoek aan A. niet te blijven logeren vanwege de slechte drinkwaterkwaliteit. Hij stelde een commissie van onderzoek in. Deze rapporteerde dat het water te Vreeland het best was. Napoleon gelastte het aanleggen van een leiding, maar ook hier is nooit iets van gekomen. Tussen 1791 en 1825 werden in A. 35 stedelijke verswaterbakken aangelegd, die gevuld werden met met regen- en Vechtwater en later ook gedeeltelijk met duinwater. Deze verswaterbakken bleven voor de watervoorziening van de bevolking - bij een eventueel beleg van A. - tot in het begin van de 20ste eeuw van belang. De afsluiter van zo'n verswaterbak is nog te zien op de Noordermarkt*. De pomp op de afsluiter zorgde voor de aanvoer van het water. Dergelijke bakken waren er ook op de Herenmarkt*, het Rapenburgerplein en naast het Paleis op de Dam.

De eerste die het plan opperde water uit de duinen te betrekken, maar alleen als aanvulling van het regenwater, was de gepensioneerde majoor der genie Vaillant, in 1846. Hij ontwierp een gemetselde tunnel van het Brouwerskolkje bij Overveen naar de stad. Vaillant ondervond veel tegenwerking, maar hij legde zijn plannen voor aan bekende Amsterdammers en aan Engelse deskundigen. Hij vond geïnteresseerden, onder wie mr. Jacob van Lennep*, die direct het belang van zo'n leiding inzagen en steeds sterker op de aanleg ervan gingen aandringen. Zo werd in 1851 de Duinwater-Maatschappij opgericht, met concessie van de regering en niet van de stad. De prins van Oranje opende de werkzaamheden; Nicolaas Beets bezong die gebeurtenis. In 1853 werd het eerste water uit de duinen geleverd uiteen fontein bij de Willemspoort*. Daarmee is het waterleidingbedrijf van A. het oudste van Nederland. Op 1 mei 1854 werden de eerste abonnementen afgesloten.

Vaillant was bespot, omdat hij een verbruik van 3.500 m3 voorzag, maar in 1855 werd er al precies tweemaal zoveel afgenomen en in 1856 moesten de werken in de duinen worden uitgebreid. Hoewel het water goedkoop was (men begon met een prijs van een cent per emmer), rendeerde de maatschappij; zij keerde in 1863 reeds 4 procent uit. Spoedig nam het verbruik zo sterk toe dat het klachten over de watervoorziening begon te regenen. In 1874 bleek de enkelvoudige transportleiding naar de stad onvoldoende. In dat jaar ontstond de gedachte aan de later tot stand gekomen Vechtwaterleiding. Wel breidde de maatschappij uit, in 1877 werd een tweede leiding aangelegd, maar toen werd de verhouding met de gemeente gaandeweg slechter. Het kwam zelfs zo ver dat de gemeente niet langer met de maatschappij wilde onderhandelen en Publieke Werken* opdroeg een plan voor een Vechtwaterleiding te ontwerpen, die in 1888 tot stand kwam en waarvoor de oude maatschappij concessie kreeg. Echter, de klachten bleven. Er bleef watergebrek, vooral in droge zomers en vooral ook in bovenhuizen, waar de kraan vaak maar een mager straaltje gaf. Per 30 april 1896 werd de concessie aan de maatschappij opgezegd en ging men over tot gemeentelijke exploitatie.

De Gemeentewaterleidingen, die dus nu de duinwater- en de Vechtwaterleiding in beheer gekregen hadden, kregen in datzelfde jaar ook nog door de annexatie* van het noordelijke deel van Nieuwer-Amstel* de daar in gebruik zijnde bronwaterleiding, die dateerde van 1888. Meteen na de overname door de gemeente zijn grote uitbreidingsplannen gemaakt, die in 1902 gereed waren. In de duinen werden in de jaren 1909 tot 1914 grote uitbreidingen ondernomen, waarbij de terreinen werden vergroot. Sindsdien is het met de Gemeentewaterleidingen crescendo gegaan. De oude Vechtwaterleiding, die oorspronkelijk niet voor drinkwaterleiding bestemd was geweest en daarom een afzonderlijk buizennet had, werd na 1914 van de Vecht naar het Merwedekanaal verplaatst en in 1929 voor drinkwater geschikt gemaakt. Sinds 1932 is de winplaats naar de Loosdrechtse plassen verplaatst, en sindsdien spreekt men van de plassenwaterleiding. Een derde van het drinkwater is tegenwoordig afkomstig uit dit gebied. Pompstations en filters spelen ook hier een belangrijke rol. In 1950 kwam een uitgebreide samenwerking tot stand tussen de provincie Noord-Holland en de gemeente A., die resulteerde in de oprichting van de N.V. Watertransportmaatschappij Rijn- Kennemerland (W.R.K.).

Op 12 sept. 1957 stelde prins Bernhard in Jutphaas als resultaat van deze samenwerking een modern pompstation in gebruik, dat Rijnwater via Utrecht, Vinkeveen, Uithoorn, Aalsmeer en Hoofddorp naar Leiduin, Velsen en Castricum voerde. Naast deze leiding, die men gemakshalve met W.R.K. I aanduidt, kwam op 5 okt. 1967 een tweede aanvoer via Utrecht, Nieuwersluis, Abcoude, Amstelveen en Badhoevedorp naar Leiduin en Velsen, die de naam W.R.K. II kreeg. Op 2 sept. 1976 verrichtte prins Claus de ingebruikstelling van het nieuwe waterzuiveringsstation van de plassenwaterleiding in de vestiging Weesperkarspel. In 1986 deden zich drie ontwikkelingen voor die invloed uitoefenden op de gang van zaken in het gehele bedrijf.

Dit waren de ramp te Tsjernobyl, bezuinigingsoperaties en de ervaringen met biologische en chemische verontreinigingen. In 1987 werd de centrale deelontharding in gebruik genomen. Hiermee werd een belangrijke bijdrage geleverd aan verbetering van de kwaliteit van het drinkwater. In 2000 leverden de Gemeentewaterleidingen aan A. e.o. 95 miljoen m3 water. Gemeentewaterleidingen is o.a. gevestigd aan de Gaasperplas, waar de laatste hand wordt gelegd aan de productie van drinkwater. Er wordt ozon aan toegevoegd, het water wordt onthard en door kool- en zandfilters geleid.

LIT. François Haverschmidt, Reis van Leeuwarden naar Antwerpen, 1861; K.W.H. Leeflang, De watervoorziening van Amsterdam, O.A. 1949, 83, 102 en 121; A. Thissen-Holleman, 100 jaar Waterleiding in Amsterdam, O.A. 1953, 250; J.A. Groen jr., Het Amsterdamse drinkwater door de eeuwen heen, 1978; id., Een cent per emmer, 1989; J. van Maurik, Versch drinkwater voor de hoofdstad, 1993; Peter-Paul de Baar, De jacht op drinkbaar grondwater, O.A. 1994, 2.