XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Walvisvaart

betekenis & definitie

Walvisvaart - In 1614 richtten kooplieden uit A. en Hoorn de Groenlandse of Noordse Compagnie op voor de walvisvangst, die in enkele jaren een vrijwel door de Hollanders beheerste tak van visvangst werd. De Compagnie heeft slechts tot 1642 bestaan, maar de walvisvaart bleef lang daarna in Holland en voor een belangrijk deel daarvan in A. geconcentreerd. Vanaf 1700 tot circa 1720 was de walvisvloot op zijn grootst. Jaarlijks voeren er tussen de 150 tot 225 walvisvaarders uit, elk met circa 40 bemanningsleden. De familie Doornekroon behoorde omstreeks 1700 tot de belangrijkste walvisreders in Amsterdam.

In de loop van de 18de eeuw verloor zij aan betekenis en aan het eind van de 19de eeuw werd zij niet meer beoefend. Op 27 okt. 1946 voer, voor het eerst sinds tientallen jaren vanuit A. weer een schip uit ter walvisvangst, nl. de "Willem Barentsz.", zo genoemd, omdat de tocht van deze zeevaarder aan het eind van de 16de eeuw de Amsterdammers tot de walvisvaart had geïnspireerd. Aan de oude vaart, die merkwaardigerwijze de "kleine visserij" werd genoemd, in tegenstelling tot de haringvangst, die de "grote visserij" heette, herinneren nog de Groenlandse pakhuizen*, waar de traan werd opgeslagen. Aan het oude middeleeuwse stadhuis* heeft een walviskaak buiten boven de Vierschaar* gehangen.

LIT. Drs. C. de Jong, Amsterdam als centrum van oude en nieuwe walvisvaart in Nederland, O.A. 1955, 146; id., Amsterdamse walvisvaarders in het hoge noorden, I en II, O.A. 1957, 94, en 1958, 105; dr. S.Hart, De eerste Nederlandse tochten ter walvisvaart, J.A. 1957, 27; Peter Wagemakers, Walvis voor zeep, paraplu's en corsetten, O.A. 1992, 128.