Stadsbestedelingen waren sinds 1940 met de burgerwezen administratief verenigd en ondergebracht in het Burgerweeshuis*. Er was tussen deze twee categorieën van kinderen een groot verschil. De stadsbestedelingen waren kinderen die door hun ouders, al dan niet kwaadwillig, werden verlaten of die (wat in de oorlog vooral een schrikbarend toenemend verschijnsel was) te vondeling werden gelegd. Deze kinderen werden voor juni 1940 verpleegd en opgevoed in de Inrichting voor Stadsbestedelingen aan de Prinsengracht hoek Leidsegracht (onderdeel van het huidige Paleis van Justitie*), daarna echter in het Burgerweeshuis, d.w.z. gewoonlijk alleen administratief, want in feite werden de meeste stadsbestedelingen uitbesteed bij te goeder naam en faam bekend staande gezinnen, die zich daartoe bereid verklaarden. Voor 1825 werden kinderen van deze categorieën opgenomen in het Aalmoezeniersweeshuis*.
Nadat dit ontruimd was, werden de vondelingen, voor zover zij niet boven zes jaar waren en dus ingevolge Koninklijk Besluit van 1822 naar Veenhuizen of Frederiksoord moesten worden gezonden, uitbesteed bij gezinnen. De verzorging te Veenhuizen liet blijkbaar alles te wensen over; de kinderen kwijnden er weg. De man die de strijd tegen deze inrichtingen heeft aangebonden, was F. Beudeker, sinds 1850 directeur van de Inrichting voor Stadsbestedelingen. Vooral aan zijn werk is het te danken dat de Rijkswezengestichten te Veenhuizen in 1869 ontruimd werden. Beudeker wist voor de Amsterdamse vondelingen weer gezinsverpleging op het platteland te krijgen en bovendien kreeg hij het voor elkaar dat naast het oude Aalmoezeniersweeshuis op de Prinsengracht in 1865 een nieuwe Inrichting voor Stadsbestedelingen werd gebouwd (in 1901 en 1915 nog uitgebreid). Beudeker, die na 47 jaar pas op 82-jarige leeftijd zijn post neerlegde en nog geen jaar later (1898) overleed, was zo populair in de stad dat de verpleegden van de inrichting algemeen werden aangeduid met "de kinderen van Beudeker". Na Beudeker zijn zowel gezinsverpleging als verpleging in het nieuwe huis toegepast, totdat in 1940 de inrichting ontruimd en verenigd werd met het Burgerweeshuis.