XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Aalmoezeniersweeshuis

betekenis & definitie

Aalmoezeniersweeshuis - Thans Paleis van Justitie*, Prinsengracht 434, werd van 1663 tot 1665 gebouwd en op 1 jan. 1666 in gebruik genomen. Het was bestemd om er de kinderen in op te nemen die als vondeling of als wees bij de aalmoezeniers, de armenvaders, werden gebracht en niet in aanmerking kwamen voor opname in het Burgerweeshuis* of een van de kerkelijke weeshuizen. Voordien werden dergelijke kinderen in gezinnen uitbesteed, maar waarschijnlijk was men over de resultaten van die opvoeding niet tevreden. Aanvankelijk kregen de kinderen onderdak in het Aalmoezeniershuis aan het Singel (zie: Latijnse School). Ook verlaten kinderen, kroost van zeevarende weduwnaren en kinderen van wie ouders in een van de gasthuizen waren opgenomen, kwamen in dit nieuwe gebouw, tijdelijk of tot hun meerderjarigheid.

Het gebouw was voor die tijd zeer goed ingericht en werd o.a. door Jeremias de Decker en Vondel* bezongen. Een regentenstuk van Cornelis Troost*, thans in het Rijksmuseum*, hing in de regentenkamer. Het huis was aanvankelijk bestemd voor 800 kinderen, maar herbergde er in 1683 reeds 1300, zodat uitbreiding nodig was. De wezen genoten een goede behandeling; er was een Klein- en een Groot-kinderhuis. Heel jonge vondelingen werden bij minnen uitbesteed. Na hun 15de jaar kwamen de jongens bij bazen om een ambacht te leren en werden de meisjes tot naaister opgeleid. In 1797 werd een proef genomen met de uitbesteding van achttien jongens en meisjes, die in Enschede in weverijen te werk werden gesteld. Op 21-jarige leeftijd verlieten de verpleegden het gesticht, maar daarna bleven ze nog enige jaren onder toezicht. De voor het huis benodigde gelden kwamen binnen via het stadsbestuur uit de opbrengst van poorters- en precariogelden. In de Franse tijd nam het aantal wezen sterk toe; in die tijd waren er 4.303, van wie er toen, onder de druk der omstandigheden, 1.860 in gezinnen waren ondergebracht.

Na 1811 ging men ertoe over kinderen op het platteland uit te besteden. In 1817, toen de naweeën van de bezetting door Frankrijk zich sterk deden voelen, was het aantal vondelingen* 855, het hoogste aantal ooit bereikt. In 1851 was het afgenomen tot 14. Bijzonder was dat het huis een eigen politie had, belast met het opsporen van de ouders van de vondelingen. In 1822 werd bij Koninklijk Besluit verordonneerd dat alle bedelaars, vondelingen en wezen boven zes jaar naar de Koloniën van Weldadigheid in Overijssel en Drenthe moesten worden gezonden. De regenten en regentessen van het weeshuis traden hierop bij wijze van protest af. Het K.B. werd echter bekrachtigd, waarna het grote gebouw leeg kwam te staan. In 1829 werd er na een grondige verbouwing het Paleis van Justitie* gevestigd; enige jaren was op de bovenverdieping nog de Stadsboekerij ondergebracht (zie: Universiteitsbibliotheek). Nadien werden de kinderen, die voorheen in het Aalmoezeniershuis waren geplaatst, stadsbestedelingen*.

LIT. W.F.H. Oldewelt, Het Aalmoezeniersweeshuis, J.A. 1969, 126;

E. Lievense-Pelser, Inventaris van het archief van het College van Aalmoezeniers, sedert 1666 van Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis 1613-1825 (1828),
1988; C.L. Verkerk, Het middeleeuwse Clarissenklooster aan de Heiligeweg, O.A. 1988, 170 en 236; Femke van Bronswijk, Afval als aalmoes, O.A. 1998, 64.