XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Prinseneiland

betekenis & definitie

Prinseneiland - Een van de drie Westelijke Eilanden, die in 1624 werden aangelegd en bebouwd. Een gebied van werfjes, werven en industrieën, van pakhuizen en opslagplaatsen. Het Prinseneiland, dwars doorsneden door de Galgenstraat (een weinig vrolijke naam, maar die straat gaf vroeger uitzicht op de galgen, opgesteld hier pal tegenover, over het IJ op de Volewijck*), is het kleinste van de drie, naast het Bickerseiland* en het Realeneiland*. Vermoedelijk is het eiland genoemd naar het huis "De drie Prinsen" (Willem, Maurits en Frederik Hendrik), dat al in het begin van de 17de eeuw een van de voornaamste gebouwen uit de omtrek moet zijn geweest. Breitner* woonde en werkte daar in zijn atelier, Prinseneiland 24b.

Op het Prinseneiland staat het laatste windas* van de stad als een herinnering aan het verleden. Evenals de pakhuisnamen, die nog altijd op de hoge deuren geschilderd zijn: De Witte Pellecaen, Limmen, De Korenschuur, De Teerton, De Landskroon, De Schelvis, Mars en Borneo. In 1974 kwamen deze pakhuizen door schenking in het bezit van de Stichting Diogenes*. Omdat restauratie te duur was, werden de pakhuizen voor ƒ 400.000 verkocht. Verschillende van deze pakhuizen (o.a. Insulinde) werden daarna tot luxeappartementen verbouwd.

LIT. T. den Herder, De Westelijke Eilanden, O.A. 1953, 130; ir R. Meischke, De drie gekroonde haringen, M.A. 1957, 103; dr L. Jansen, Het Prinseneiland, O.A. 1963, 298; mr C.A. van Beusekom, De nieuwe stedebouwkundige regeling voor het Prinseneiland, O.A. 1963, 302; J.H. Kruizinga, De Westelijke Eilanden, 1986, 21; Daan Mulder, Haarlemmerbuurt en Westelijke Eilanden, 1998.