XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Nieuwe Kerk

betekenis & definitie

Nieuwe Kerk - In het hart van de stad aan de Dam staat de Nieuwe Kerk, een prachtige afsluiting vormend van het oude plein dat in de geschiedenis van ons land een grote rol heeft gespeeld. Omstreeks 1410 stond hier het huis van Willem Eggert*, heer van Purmerend (de Eggertstraat achter de kerk herinnert nog aan hem), die vele goede werken deed, o.a. het onderwijs in de stad krachtig bevorderde en die zijn boomgaard afstond voor de bouw van een nieuwe kerk in verband met de stichting van de nieuwe parochie (1408). Later in de 15de eeuw kreeg de kerk een kapellenkrans rond het koor en zijkapellen. In verband daarmee werden ook de transeptarmen verlengd; op de kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1540 is dit werk nog niet geheel gereed. De kerk was gewijd aan de H.

Catharina. Na de Alteratie* van 1578 kwam zij aan de gereformeerden. Een imposant bouwwerk, deze laatgotische kruisbasiliek, met haar hoge lichtbeuken en houten gewelven, haar bundelpijlers en een indrukwekkende, hoge ruimte. In het interieur treffen we de preekstoel, een werk van Albert Vinckenbrinck, vervaardigd tussen 1649 en 1664, versierd met de werken van barmhartigheid en de "dieren" van de evangelisten. We zien het orgel, waarvan het front door Jacob van Campen* ontworpen werd en in 1670 gereedkwam, met luiken, beschilderd door Jan van Bronckhorst, uit 1655, en een koororgel, gebouwd tussen 1650 en 1670 door mr Pieter de Swart uit Utrecht (zie: Kerkorgels). Voorts deftige gestoelten en een koperen koorhek uit 1650 door Johannes Lutma*.

En dan het glas: het raam van Van Bronckhorst uit 1650, dat de verlening van het stadswapen door graaf Willem IV voorstelt, en de vele andere ramen uit latere tijd, geschonken bij hoogtijden in de geschiedenis van Nederland, na 1813 vooral, o.a. het kroningsraam van 1898. Al deze meubelen en versierselen dateren van na de grote brand die de kerk trof in 1645 (door onhandigheid van een loodgieter) en waarbij niet alleen het blauwe leien dak, maar ook vrijwel het gehele inwendige verloren ging. De herbouw vergde drie jaar en in 1648 kon de kerk opnieuw worden ingewijd. Het belangrijkste van het interieur van de Nieuwe Kerk zijn de grafmonumenten. Hier liggen vele grote mannen van ons land begraven; vooraan de admiralen van de Gouden Eeuw, onder wie allereerst Michiel Adriaansz. de Ruijter*, wiens uitvaart een nationale plechtigheid was en wiens vorstelijke tombe, ontworpen door Rombout Verhuist, vijf jaar na het sneuvelen van de admiraal gereedkwam. Ook het grafmonument voor de commandeur Jan van Galen, uit 1654, is opmerkelijk; het is het werk van drie befaamde

kunstenaars: Quellijn* maakte het ontwerp, Willem de Keyser beeldhouwde de zeeslag en Rombout Verhuist het liggende beeld op de tombe, dat de commandeur in vol ornaat verbeeldt. Ook uit later tijd dateren monumenten voor admiraals, zoals dat voor J.H. van Kinsbergen uit 1819 en het eenvoudige monument dat herinnert aan de Amsterdamse weesjongen J.C.J. van Speijk* (1802-1831). In het zuider- dwarspad werd een man begraven die wellicht feller dan enig ander voor en na hem Amsterdammer geweest is, hoewel hij te Keulen geboren werd: Joost van den Vondel*. Hij werd hier in 1679 bijgezet in een eenvoudig graf, waarboven in 1772 een gedenkplaat werd onthuld. In de kerk werd reeds zesmaal sinds de Franse tijd een Oranjevorst ingehuldigd. De Grondwet zegt nl.: "De Koning wordt zodra mogelijk plechtig beëdigd en ingehuldigd binnen de stad Amsterdam." In 1814 was dat Willem I, in 1840 Willem II, in 1849 Willem III, in 1898 koningin Wilhelmina, in 1948 koningin Juliana en in 1980 koningin Beatrix (30 apr.). Een toren heeft de Nieuwe Kerk niet, al behoorde die wel tot de plannen; lang is er een halve toren geweest. Toen na de brand van 1645 de kerk hersteld werd, had men ook besloten tegen de westzijde van het gebouw een toren op te trekken, vermoedelijk naar ontwerp van Jacob van Campen. De zandstenen onderbouw in bastaardgotiek is inderdaad gereedgekomen, maar in 1652 werd de torenbouw gestaakt. De twee modellen die Van Campen voor de toren ontwierp, worden nog in het Amsterdams Historisch Museum bewaard.

Dat de torenbouw niet doorging, vond zijn oorzaak in het feit dat juist in die jaren de kerkelijke partij in de vroedschap* minder invloed kreeg; men was beducht voor de hoge kosten van raadhuisbouw én torenbouw en daar de vroedschapsmeerderheid voor het raadhuis was, bleef de toren in de geboorte steken. De predikanten waren fel tegen; zij slingerden hun banvloeken van de kansel tegen de "wereldsen" die een stadhuis belangijker vonden. Maar toen in 1652 het oude Stadhuis geheel afbrandde en het nieuwe dus wel gauw klaar moest, verloren de predikanten het pleit. Bovendien overleed kort daarna de grote voorstander in de vroedschap van de torenbouw, burgemeester Willem Backer. De toren is er nooit gekomen; in 1785 werd het grondstuk gesloopt. De Nieuwe Kerk is in de jaren 1908-1914 gerestaureerd en in 1938 is er opnieuw een, door de Tweede Wereldoorlog onderbroken, begin mee gemaakt. Maar de grootste restauratie is van later datum. Op 11 mei 1957 werd de kerk voor alle doeleinden gesloten. In verband met de bouwvallige toestand kwam de kerkvoogdij tot dit besluit. Na een grondig onderzoek bleek een totale restauratie noodzakelijk.

Op een vraag uit de Tweede Kamer antwoordde minister Cals, dat er acht jaar gemoeid zou zijn met deze vernieuwing. Door drie architecten, ir A.J. van der Steur, prof. ir C. Wegener Sleeswijk en J.P.L. Petri jr, werden restauratieplannen ontworpen. De eerste twee zouden de plannen ook uitvoeren. Verschillende aanbouwsels moesten verdwijnen, o.a. het neogotische ministeriegebouw aan de Damzijde. In 1961 werd het dak vernieuwd. Leidekkers legden 400.000 leien, die geïmporteerd waren uit Katzenburg (Duitsland). Tijdens de werkzaamheden bleek dat in de dwarsbalken houtzwam voorkwam. De restauratie duurde tot 1980.

Van der Steur stierf intussen. D. Verheul voltooide diens arbeid. Op 17 apr. 1980 vond de heropening plaats door prinses Beatrix, die er dertien dagen later werd ingehuldigd. In 1979 was intussen de nationale stichting "De Nieuwe Kerk" opgericht. Deze stelt zich ten doel te bevorderen dat de Nieuwe Kerk, in overeenstemming met haar oorsprong en bestemming, zal fungeren als een ontmoetingsplaats van de christelijke gemeente en de wereld, waarin zij leeft. De exploitatie van de kerk, waarvan de restauratie bijna 50 miljoen kostte, vergde globaal een miljoen per jaar. Dit gerestaureerde bedehuis werd een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van A. in 1985 werd het graf van Michiel Adriaansz. de Ruijter geopend. In hetzelfde jaar trok de tentoonstelling "Oude kunst in de Nieuwe Kerk" vele duizenden bezoekers. Sindsdien is de Nieuwe Kerk doorlopend benut als tentoonstellingsruimte voor internationaal rondreizende exposities van topklasse. Aan de voorzijde van de kerk is het grand café "Nieuwe Kafé" gevestigd.

LIT. H. Janse, De restauratie van de Nieuwe Kerk, M.A. 1961, 193; F.C.M. Douwes, Rond Vondels graf, O.A. 1961, 278; ir R. Meischke, De Nieuwe Kerk te Amsterdam, Bulletin van de Koninklijke Nederlandsche Oudheidkundige Bond, 15 nov. 1962; ir R. Meischke, Drie kerken van Rutger van Kampen, in: Opus Musivum, 1964, 115-160; Gerrit Vermeer en Ben Rebel, d'Ailly's Historische Gids van Amsterdam: De oude binnenstad, 2000, 66-73.