Snot is een ziekte bij hoenders, die kenbaar is aan de afscheiding van waterig slijm uit den neus. Er is goedaardige en kwaadaardige snot.
Goedaardige snot is een verkoudheid, welke spoedig overgaat. Kwaadaardige snot is hoenderpokken, hoenderdiphterie. Deze pokken zijn evenals koepokken een gewijzigde vorm van menschenpokken. De ziekteverwekker is een filtreerbare smetstof, een wezen, te klein om door het microscoop waargenomen te kunnen worden. De verschijnselen zijn verschillend. De ziekte begint gewoonlijk met neusuitvloeiing.
De dieren schudden met den kop en vegen den neus aan de halsveeren af. Deze worden daardoor stoffig. Bij witte hoenders ziet men dan een vuile hals, het eerste kenteeken van pokken. Ook gele vliezen in den bek, en wratten op kam en lellen zijn duidelijke kenteekenen; wratten zijn echte pokpuisten. Verder ziet men vaak zwelling van de streek der kaakholten, dus dikten onder de oogen. Soms zetelt de ontsteking alleen in het traankanaal, de kop is dan ook dik en het oog zwelt toe.
Het dier kan soms den bek niet openen door de zwelling en de korsten. De oogen kunnen dichtzwellen, zoodat het dier geen voedsel kan vinden. Het verloop verschilt nog al. Soms ziet men niets aan het dier, dan dat het nu en dan gaapt, en na korten tijd is het dood. In zulk een geval zitten de gele vellen in de luchtpijp en heeft het dier geen lucht kunnen krijgen. In andere gevallen is het verloop slepend.
De dieren sterven vaak alleen aan uitputting, zij eten niet. omdat de bek pijnlijk is. Zij drinken des te meer. De Nederlanders Bliek en Van Heelsbergen hebben zich zeer verdienstelijk gemaakt door hun studie van de hoenderpokken, waartegen zij een enting hebben aangegeven, welke geheel te vergelijken is met de inenting van den mensch met koepokstof. Zij enten met een verzwakte of gewijzigde pokstof, verkregen van duiven.Deze pokstof wordt in de Rijksseruminrichting te Rotterdam bereid en aan veeartsen geleverd als droge stof en als oplossing. De entstof wordt op de droge huid van de dij gewreven, nadat er een paar veertjes uitgetrokken zijn. Er ontwikkelen zich dan gewijzigde pokken, welke het dier onvatbaar maken tegen echte hoenderpokken. Ook wordt de entstof wel in de huid gespoten. Daar snot gewoonlijk in October voorkomt, verricht men de entingen in Juli—September. Sedert 1925 wordt dat in het groot gedaan.
De kosten zijn 8 cent voor elk hoen Het is gebleken, dat de smetstof een taai leven heeft en lang in de hokken aanwezig kan blijven. Proeven met dieren, welke aan hoenderpokken waren gestorven, leerden, dat vliegen en muggen de smetstof kunnen overbrengen, wanneer zij van een zieke huidplek bloed hebben gezogen. Zelfs zijn muggen 70 dagen na den steek nog besmettelijk. Bloedluizen (kippenluizen) brengen de ziekte niet over.