Gepubliceerd op 18-08-2020

Pest

betekenis & definitie

Een besmettelijke ziekte, waarvoor knaagdieren bijzonder vatbaar zijn. De geschiedenis van de pest begint reeds vóór onze jaartelling.

Uit oude beschrijvingen blijkt, dat zij in 1200 vóór Christus reeds een plaag van de Filistijnen was. Berucht was de pest in de zesde eeuw vóór Christus in het Romeinsche rijk. In de jaren 1340—1351 heerschte zij hevig in geheel Europa, waar de kruisvaarders haar van Italië uit hadden verspreid. Italië zelf verloor de helft van zijn bevolking en Venetië drie kwart. Geheele steden stierven uit. Men sprak toen van de zwarte pest en van den Zwarten Dood.

Het schijnt, dat de stad IJperen zwaar geteisterd werd, (de dood van IJperen); vele bewoners vluchtten in 1350 naar ons land en vestigden zich te Leiden, dat haar beroemde weverijen aan die vluchtelingen dankt. De pest had een vernietigenden invloed op de beschaving en op de zeden; er kwam een algeheele verwildering. Iedereen bereidde zich op den dood voor; men werkte niet meer en men verbraste zijn geld en goed, waardoor later een algeheele verarming der bevolking ontstond. Men schreef toen de pest toe aan vergiftiging van het drinkwater, waarvan men de Joden de schuld gaf. Op vele plaatsen werden deze vermoord.In ons land kwam tusschen de 14de en 17de eeuw telkens pest voor. In 1630 heerschte de ziekte hevig te Amsterdam. Uit dien tijd dagteekent het bekende Pesthuijs, dat voor korten tijd is afgebroken. Ook in Duitschland heerschte toen de pest; in Oberammergau stierf de helft der bevolking. Volgens het gebruik van dien tijd trachtte men de ziekte daar door opvoering van heilige spelen te bezweren. Men speelde de lijdensgeschiedenis van Christus en men beloofde, die spelen elke tien jaar te zullen herhalen, een belofte welke men tot den huidigen dag heeft gehouden.

In 1894 kwam de pest in China, Voor-Indië en Egypte; sedert 2 eeuwen was daar geen pest geweest. In 1911 heerschte ze voor het eerst op Java; het einde ervan is nog niet te zien.

In Europa behooren de groote epidemieën thans tot het verleden. Nu en dan worden enkele gevallen in havensteden gemeld en in Parijs komen telken jare eenige gevallen van pest in de voddenraperswijken voor.

Een Japansch geneesheer en een Franschman ontdekten in 1894, onafhankelijk van elkaar de pestbacil, welke in het bloed van pestlijders te vinden is, doch vooral in de klieren en in de milt. Zij komt bij builenpest in het lichaam door kleine huidverwondingen (vlooiensteek) en bij longpest door inademing van speekseldroppeltjes, een regelrechte besmetting dus van mensch op mensch. Longpest is echter zeldzaam.

Builenpest verspreidt zich anders dan longpest; de pestlijder, indien hij geen longontsteking heeft, is, wat regelrechte besmetting betreft, niet gevaarlijk. De besmetting geschiedt door overbrenging van de bacil door vlooien van pestzieke ratten. Daar de maag van een vloo een inhoud heeft van een halven kub. mm. en in 1 cm3 rattenbloed ongeveer 100 millioen pestbacillen kunnen voorkomen, bevat een met bloed volgezogen vloo 50.000 bacillen. Ook de ontlasting van de besmette vloo bevat levende pestbacillen, welke hun weg door de huid naar het menschelijk lichaam vinden, indien zij in krabwonden gewreven worden. Ieder geval van builenpest is afkomstig van een zieke rat. De rattenvloo gaat over op den mensch en de menschenvloo op de rat.

Besmetting van den mensch door menschenvlooien komt zelden voor. Eigenlijk is de pest een knaagdierziekte en geen menschenziekte.

Terwijl builenpest nog genezen kan, is longpest altijd doodelijk. Als geneesmiddel heeft het pestserum waarde; in vele gevallen verloopt echter de ziekte zoo snel, dat het middel te laat komt. Gelukkig leeft de pestbacil buiten het lichaam niet langer dan acht dagen, ook in het water niet. Wel vindt men haar bij herstellenden nog 3—6 weken in het bloed. In de inrichting Pasteur te Bandoeng zijn proeven aan den gang met vaccins, doode pestbacteriekweeken of verzwakte levende bacillen, welke na inspuiting den mensch onvatbaar voor pest moeten maken.

Tot dusver volgde men een anderen weg ter voorkoming der ziekte. De bestudeering van de rattepest heeft geleerd, dat de huisrat de schuldige is. Deze rattesoort zoekt de menschelijke woningen op, terwijl de rioolrat den mensch mijdt. Eigenaardig is het, dat waar de rioolrat leeft, de huisrat verdwijnt. Deze rioolrat is uit China in Europa gekomen en heeft de huisrat in Europa verjaagd. Zoo is het begrijpelijk, dat vroeger, toen men gewoon was, voedselvoorraden in huis op te slaan, de huisrat veelvuldig in de huizen voorkwam en de pest zich gemakkelijk kon verspreiden.

Thans komen huisratten niet meer voor en daarmee is de kans op een groote pestepidemie verdwenen. In Indië is dat anders. Daar is de huisrat algemeen en de bestrijding van de pest is daar de bestrijding van den huisrat.

In 1915 en 1916 zijn in Indië millioenen besteed aan het ratvrij maken van huizen in de peststreken. De huizen worden afgebroken en zóó herbouwd, dat de rat er zich niet onder vloeren en in schuilplaatsen nestelen kan. Niet altijd werkt de bevolking daaraan mede, niettegenstaande zij kon waarnemen, dat de soldaten, die in ratvrije woningen verbleven, de ziekte niet kregen, terwijl bij de bevolking er velen stierven. Tegenwoordig verkent men de ziekte door bij verdachte gevallen het vocht te onderzoeken, dat is verkregen door den miltsteek op het lijk. Men is daardoor althans van de uitbreiding op de hoogte. Te Parijs heeft men een dienst welke in gevaarlijke wijken, waar ratten veelvuldig voorkomen (voddenraperswijken), geregeld ratten vangt en deze op pestbacillen onderzoekt. Aldus houdt men daar toezicht op het pestgevaar.

Zeeschepen, welke uit pesthavens komen, worden tien dagen in quarantaine gehouden, waarbij wordt nagegaan, of zich nieuwe pestgevallen onder de schepelingen voordoen. De ontwikkelingstijd der ziekte na de besmetting is vier dagen. Ingevolge een internationale overeenkomst in 1903 te Parijs gesloten, heeft elke zeehaven een geregelden dienst tot ratvrij maken van schepen.

Laboratoriumbesmettingen bij het pestonderzoek zijn dikwijls voorgekomen. Men zoekt de pestbacillen in de klieren, de milt en het longweefsel van lijken, welke onder verdenking van pest zijn. De verzending van die organen naar het laboratorium mag niet met de post geschieden wegens besmettingsgevaar bij breken van de verpakking. Het onderzoek geeft in zeven, soms reeds binnen twee dagen antwoord op de vraag, of pestbacillen zijn gevonden. Vroeger verstond men onder den naam pest alle heerschende ziekten. Men sprak toen van Amerikaansche pest (gele koorts) en van Russische pest (miltvuur).

Uit dien tijd dagteekenen ook de namen runderpest, vogelpest, hoenderpest, varkenspest. Het zijn verschillende ziekten, welke met de eigenlijke pest niet te maken hebben. Runderpest leidt tot versterf van alle slijmvliezen, is zeer besmettelijk en verloopt doodelijk. Vroeger kwam deze ziekte algemeen voor. In 1862 stierven in ons land bijna alle koeien aan runderpest, zoodat men het weiland ging scheuren, omdat er geen vee meer was. In 1920 is de ziekte in België waargenomen.

Vogelpest wordt veroorzaakt door een smetstof, welke niet door het microscoop kan waargenomen worden en door de fijnste filters heengaat. Al vindt men met het microscoop nimmer bacillen, toch veroorzaakt de inspuiting van een droppel bloed van een ziek dier bij een gezond dier binnen twee dagen den dood. Zelfs een verdunning van 1 op duizend is nog besmettelijk.

Hoenderpest is in ons land dikwijls waargenomen bij kippen, ingevoerd uit Italië. Eerst sedert 1906 is de ziekte bestudeerd. Zij gelijkt op vogelcholera. Er stroomt etter uit den neus; kop en hals zijn gezwollen, maar de ontlasting is niet bloederig, zooals bij vogelcholera. De smetstof zit in het geheele lichaam en heeft veel weerstandsvermogen. Kenmerkend voor hoenderpest is het snelle verloop, de groote sterfte, zonder dat men in de ontlasting cholerabacillen vindt.

De ontwikkelingstijd der ziekte is 3—5 dagen, zoodat men bij nieuw gekochte hoenders volstaan kan, met ze een week afgezonderd te houden, om zeker te zijn, dat men de ziekteniet binnenhaalt. Behandeling is bij hoenderpest niet van waarde. In België komt de ziekte veelvuldiger voor dan hier te lande. Varkenspest is honderd jaar geleden voor het eerst in Amerika waargenomen en heeft zich daarna over Europa verspreid. Er sterven jaarlijks vele varkens aan. Kenmerkend is de uitslag en de ontstoken oogleden, de dunne stinkende ontlasting en de groote sterfte.

Meestal volgt na vijf dagen de dood en men vindt bij lijkopening zweren in den dikken darm en ontsteking in luchtwegen en longen. Soms is de ziekte slepend. De besmetting heeft plaats met typhusachtige bacillen, dat zijn bacillen uit de groep, welke voor elk dier verschillend zijn en kenmerkende ziekten veroorzaken (paratyphus bij het vee, vleeschvergiftiging bij den mensch, papegaaienziekte en dergl.).