Ziekte van Lazarus, melaatschheid. De melaatschen vonden vroeger onderdak in Leprozenhuizen of lazaretten.
Zij leefden van giften, maar moesten op straat hun nadering met de klap aankondigen (op de klap loopen). In Lukas 16 vers 19—21 staat vermeld, dat Lazarus, bedekt met zweren, waaraan de honden lekten, voor de poort van het huis des rijken mans, om kruimkens van de tafel bedelde. Lazarus werd de beschermheilige der melaatschen. (zie melaatschheid).