Jakobakruikje. De naam van zekere kannetjes of kruikjes van onverglaasd aardewerk, die vaak bij opgravingen gevonden zijn.
Sedert men er een groot aantal heeft opgehaald uit de slotgracht van den bouwval van het slot Teylingen, noemt men ze met dezen naam, omdat Jakoba van Beieren in dat slot van 1433 tot 1436 gevangen zat en verondersteld werd, dat zij deze kruikjes voor tijdverdrijf gebakken zou hebben (afb. blz. 220). Evenwel heeft men bij het slot Brederode, dat reeds in 1426 werd verwoest, eveneens van die kannetjes gevonden en in 1934 ook een aantal op de plaats, waar het kasteel van Egmond (verwoest in 1573) heeft gestaan.Tegenwoordig geeft men den naam ook aan verglaasd aardewerk van bruine kleur, maaksel van den tegenwoordigen tijd.
