Gepubliceerd op 18-08-2020

Grootzegelbewaarder

betekenis & definitie

In den ouden tijd werden de zegelstempels der vorsten, landen en steden toevertrouwd aan den zegelbewaarder. Het grootzegel was het zegel, dat aan open stukken werd gehangen in tegenstelling van het geheimzegel, dat op gesloten brieven van vorsten of openbare machten werd gedrukt.

Ging het grootzegel van den vorst te loor, dan werd de zegelbewaarder met den dood gestraft. In Engeland is het koninklijk grootzegel in het jaar 1050 in gebruik gekomen onder de regeering van Eduard den Belijder en bij eiken nieuwen vorst werd het door een ander vervanger). Het was een voorwerp van groote afmetingen en woog bijna 8 kilo. Alle stukken, welke van de Kroon uitgingen, werden ermede gezegeld; de grootzegelbewaarder had er de zorg voor. Thans bestaat in Engeland nog het ambt van geheimzegelbewaarder, een ambt van gewicht aan het Ministerie van Buitenlandsche zaken. Zoo maakte deze „Lord Privy Seal” in 1934 een ambtsreis naar Berlijn, Rome en Parijs ter bespreking van de ontwapening.In Duitschland was de keurvorst van Mainz de grootzegelbewaarder van het rijk. Thans bestaat het ambt daar niet meer. In Frankrijk echter wel: de minister van Justitie is daar tevens grootzegelbewaarder van Frankrijk. Vroeger had deze ambtenaar een groote macht, doordat hij het recht van benoeming had van de leden van de kanselarij (departement).

Bij ons is ambt en titel afgeschaft. Jacob Cats, sedert 1636 raadpensionaris van Holland en West Friesland, werd in 1645 grootzegelbewaarder der Staten en der „Grafelijkheid van Holland”, tevens registermeester der leenen. Toen hij zich op zijn landgoed Zorgvliet vestigde, vroeg hij ontheffing uit dat ambt; de inkomsten ervan mocht hij levenslang genieten.

In figuurlijken zin bezigt men het woord grootzegel nog in de beteekenis van waarborg : , ,Zijn woord is het grootzegel der waarheid”.

< >