Gepubliceerd op 18-08-2020

Dennenhout

betekenis & definitie

Een germanisme voor sparrenhout, dat onder dien naam niet bekend is. Dennenhout is afkomstig van den zilverspar (Tanne), abies pectinea, die in Beieren, Oostenrijk, Tirol en in het Zwarte Woud veel voorkomt en naar ons land wordt uitgevoerd.

De stam van dezen spar wordt naar boven weinig dunner; de lengte is aanzienlijk, soms 60 meter; de takken staan waterpas uitgespreid; de kegels staan rechtop en zijn rolrond. De naam pinus picea, die Linaeus aan den zilverspar gaf, is niet gelukkig, omdat het hout weinig hars bevat (pix). Men is toen de fijne spar pinus picea gaan noemen, welke naam later gewijzigd is in pinus excelsa. Door een en ander is er een groote verwarring ontstaan. Het dennenhout is witter en taaier dan vurenhout en minder duurzaam. Het trekt gemakkelijk en wordt daarom weinig gebruikt voor timmerhout, maar wel voor steigers, daken (balken en binten). Zeer geschikt voor heipalen, heeft veel kwasten en is onder water zeer bestendig.