WoordHoek

Ewoud Sanders (2024)

Gepubliceerd op 17-03-2023

Wachtwoord

betekenis & definitie

Deze week kocht ik een onooglijk, uit elkaar vallend boekje, waar ik erg blij mee ben. Het heet Gids voor den Milicien der Infanterie en is geschreven door luitenant-kolonel W.L. de Petit en kapitein H.C. Brandt. De eerste druk verscheen in 1885, ik kocht de achtste druk uit 1895.

Ik ben er zo blij mee omdat het antwoord geeft op een vraag die ik mij nooit had gesteld, namelijk hoe soldaten vroeger met wachtwoorden omgingen. Zoals bekend is een wachtwoord van oorsprong een herkenningswoord om de wacht mee te passeren. Geen woord heeft zoveel gewicht als het wachtwoord; het kan zelfs het verschil tussen leven en dood betekenen. Natuurlijk waren De Petit en Brandt zich daarvan bewust: ‘Tot onderlinge herkenning der troepen van het eigen leger, hoofdzakelijk des nachts, of bij mistig en duister weer’, schrijven zij, ‘dient het woord. Het wordt telkens voor 24 uren van hooger hand vastgesteld, en aan de troepen, die het noodig hebben bekend gemaakt. Hij die het woord mededeelt aan personen die het niet behoeven te kennen, pleegt verraad.’

Halt! Het woord!
De auteurs hebben het niet over ‘het wachtwoord’, maar over ‘het woord’, alsof het een bijbels gewicht heeft. In het hoofdstukje ‘Gedragsregels voor de sluippatrouille’ staat hoe de soldaat in het veld met ‘het woord’ moet omgaan. Als hij vijandelijke troepen tegenkwam, moest hij niet alleen proberen informatie te vergaren over sterkte, wapensoort en marsrichting, maar hij moest eveneens proberen ‘het woord’ van de tegenstander op te vangen.

Stuitte een patrouille ’s nachts op een andere patrouille, dan moest je roepen: ‘Halt, wie daar?’ Men ging er kennelijk van uit dat de vijand Nederlands verstond. Daarna werd het ingewikkelder. De Petit en Brandt:

‘Blijkt uit het antwoord, dat men eene patrouille van het eigen leger tegenover zich heeft, dan wordt “een man voor” geroepen en wanneer deze tot op 10 passen genaderd is: “Halt! Het woord?” Is het woord niet richtig, dan is het raadzaam, zoo mogelijk, alvorens tot dadelijkheden over te gaan, zich eerst door vragen te overtuigen, of men vriend of vijand voor heeft.’

Oogendienerij
Kortom: eerst vragen, en als je dan het verkeerde antwoord krijgt, nog eens vragen. Niks meteen ‘dadelijkheden’, niks direct schieten, eerst praten, eerst overleg. Deze gids voor de dienstplichtige soldaat is ruim honderd jaar oud, maar staat vol zaken die wij nu tot het poldermodel zouden rekenen. Zo waren tucht en discipline wel belangrijk, maar je moest niet overdrijven. ‘Niets ontsiert den militair meer’, aldus De Petit en Brandt, ‘dan eene kruipende, vleiende houding en zogenaamde ‘oogendienerij’.’

En het was ook niet de bedoeling om je maten af te zeiken, al helemaal niet over het geloof. ‘Evenmin als in het Leger afscheiding bestaat tusschen de belijders van verschillende godsdienst, evenmin wordt geduld, dat een soldaat in het streng opvolgen zijner geloofsplichten, ook maar in het minst wordt bespot of lastig gevallen. […] Het Leger is wars van allen godsdienstnaijver en van minachting van andersdenkenden. Allen zijn kameraden.’

Nou ja, zolang ze ‘het woord’ kenden.

(NRC, 24-1-2001)