WoordHoek

Ewoud Sanders (2024)

Gepubliceerd op 17-03-2023

Mazzel

betekenis & definitie

Smeets pakte Cruijff even bij zijn mouw. ‘Wij komen allebei uit Amsterdam, hè, dus wij weten wat mazzel is.’ Cruijff knikte. ‘Nou, wie ’t nog niet wist’, zei hij, ‘dit is dus mazzel.’
Zouden er werkelijk mensen zijn, vroeg ik mij af, die mazzel als een typisch Amsterdams woord ervaren? Ik kan me dat bijna niet voorstellen. Maar ooit was dat zeker het geval. Mazzel komt uit het Jiddisch en gaat terug op het Hebreeuwse mazzal (‘gesternte, geluk’). Het is in 1906 voor het eerst opgetekend, in een boekje over de Amsterdamse dieventaal, in de spelling massel en met als voorbeeldzin ‘aan gestolen goed is geen massel’. Het is een van de vele Jiddisch-Bargoense woorden die van de onderwereld zijn doorgedrongen in de bovenwereld, samen met onder meer mazzelaar, mazzeltje, mazzelen en – in iets mindere mate – mazzeltof (‘gefeliciteerd’). Dat was het trouwens bovenal: [i]mazzal tow[i] (‘goed geluk’), die actie van Cruijff. En dan nog in het kwadraat.

(NRC, 13-6-2000)