Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 16-08-2021

scheet en drie knikkers

betekenis & definitie

(1935) (soms ook: vijf of acht knikkers) (Barg.) kleinigheid; geringe hoeveelheid. Vgl. ook: voor 'n makke en 'n kanker*.

• Ik kan van die scheet en drie knikkers niks misse. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)
• Ze schuive ons af met 'n habbekrats: 'n scheet en drie knikkers. (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)
• Bij elkaar gebietst en voor een scheet en drie knikkers gekocht van zwarte jongens, die in de mijnen werkten en met levensgevaar stenen naar buiten smokkelden. (Meyer Sluyser: De wereld is rond, maar mijn zolen zijn plat. 1970)
• Voor ’n skeet (drol) en drie knikkers, voor een prik, vrijwel voor niets of gratis. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Hij heeft het gekregen voor een scheet en acht knikkers. (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• ... voor een scheet en drie knikkers was hij eigenaar geworden van een klein kapitaal. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)
• In dat vak van mij, van Pietje, de schilderijenhandel namelijk, daar zit niks in en er zit een heleboel in. Zeg er wat van dat je op een mazzelige dag voor een scheet en vijf knikkers een kunstwerk koopt. (Joop Waasdorp: De verhalen. 1989)
• Ik heb me daar nogal druk om gemaakt. Aan mijn onkosten, die scheet en drie knikkers, kan het niet liggen. (Het Parool, 01/06/1991)
• Zo hebben ze een beslissing geforceerd. Makkelijk is dat nooit geweest. Het moest ook altijd voor een scheet en drie knikkers. (HP/De Tijd, 04/01/1991)
• En ik hier maar ploeteren voor een scheet en drie knikkers. (Nieuwe Revu, 12/12/1991)
• De mannen hadden elkaar leren kennen in een deal met overtollige graafmachines van een stuwdamproject in het Midden-Oosten die ‘zo goed als nieuw waren, een scheet en drie knikkers kostten en in Nederland voor goud geld te slijten waren’. (Hans van der Kamp: Nette mensen in een nieuwe tijd. 1993)
• Na heel wat geschrijf kon ik op het kantoor van een kartonnagefabriek komen voor vijftien gulden in de maand. `Een scheet en drie knikkers,' zei pa, `maar je moet ergens beginnen, luie drafzak.' (Jan Spierdijk: Jeugd vol verwachting. Amsterdamse herinneringen 1919 - 1940, 1994)
• ... al die schatten die zich voor een scheet en drie knikkers het lazerus werken in ziekenhuizen en bejaardenoorden. (Robert Long & Cees van der Pluym: Beste Robert, Waarde Cees. 1998)
• ‘Hoe ver is het dan nog naar Duitsland,’ vroeg Charlie.
‘Een scheet en drie knikkers,’ zei Sybesma. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• In 1981 kocht hij er de etage die nog steeds zijn woning is. Dat kon toen nog voor ‘een scheet en drie knikkers’. (Maxime Smit: De Javastraat. Biografie van een volksstraat. 2017)
• Het was werken tot je naden kraakten, blaren in je poten, en wat kreeg je voor je vangst? Een scheet en drie knikkers. Tel uit je winst. (Catalijn Claes: Ruwe bolsters. 2018)
• Zo jammer dat ze niet bij hun einddiploma een CJP krijgen. Waarmee ze naar de Parade mogen voor 2 euro. Voor een habbekrats naar Oerol. Voor een scheet en drie knikkers naar experimenten en vernieuwende muziek. (Marjan van den Berg: Requiem voor een Pietje. 2018)
• We maken de commercials voor een scheet en een knikker, daar kan ik veel lol aan beleven. (Jaap Toorenaar: Hoe verzinnen ze het? 2019)

< >