Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-08-2021

kwek

betekenis & definitie

1) (1971) (inf.) mond. 'Hou je kwek eens even!' Van het werkwoord 'kwekken'. Syn. in de volkstaal voor mond: babbel*; babbelaar (3)*; bakkes*; bakoven*; bek*; boterschuif*; brievenbus*; broodmolen*; broodmurf*; eethoek*; eetklep*; eetplaats*; eetwerk*; gaper*; gebbe*; gieber*; gleuf*; gofferd*; hapsnap*; kakelaar*; kakement*; klep*; klepper*; kuchmolen*; kwebbel*; kwekker*; laadklep*; lazarusklep*; maalder*; machine*; melerik*; melik*; mik*; moel*; moffo*; molen*; mondwerk*; muil*; muilement*; murf*; pan*; rabbelzak*; rammelkast*; rammelradje*; ratel*; reep*; roeper(d)*; scheur*; schreeuwer*; schuurdeur*; slaaibek*; slurf*; smikkel*; smoel*; smoelement*; snaaiem*; snabbel*; snapper*; snater*; snavel*; snazzel*; snoet*; spleet*; spongat*; tas*; tater*; tetter*; teut*; toeter*; trul*; vreetbak*; vretensbak*; waffel*; wauwel*; zwets*.

• Nou weet ik het wel, hou nou je kwek... (Catalijn Claes: Het glazen harnas. 1971)
• Judassen en jonassen Hou op met schommelen, zeg ik, zo kan ik niet praten, óf je schommelt en houdt je kwek óf je houdt je stil en zegt iets ordenteliks. (Jacq. Firmin Vogelaar: Alle vlees. Verhalen. 1980)
• Hou eens even je kwek, Romke, en laat me mijn verhaal uitvertellen. (Remco Campert: De Herm en Miepje Kurk Story. 1983)
• Een uur en vijfenveertig minuten dendert Robert de Niro over het doek. Geen moment houdt hij zijn kwek. Altijd en eeuwig heeft hij het laatste woord. (Trouw, 02/12/1993)
• Het klopt, ik ben iemand die zijn kwek kan open trekken. (Rijn en Gouwe, 01/04/1994)
• Wat zal het destijds een moeite gekost hebben om haar kwek te houden over het typen van dat KB. (Provinciale Zeeuwse Courant, 08/12/2004)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• Op foto twee legt Conduct-bazin Mizzi van der Pluijm nog even uit aan radio-oubaas Wim Noordhoek dat hij zijn kwek dient te houden.... (HP/ De Tijd, 07/09/2007)
• Er zit een ouwe vent op een bankje, en er staat een vijftiger achter je, en ook als ze er niet waren zou je willen dat die assistent zijn kwek hield over je vagina. (Leeuwarder Courant, 14/04/2012)
• Maar één ding, Ant, houd voortaan je grote kwek wat op mekaar. (Catalijn Claes: Ons dagelijks brood. 2012)

2) (1986) (scheldw.) babbelzieke vrouw.

• Kwek: Een babbelzieke vrouw BJ. Kwèik: Vrouw die vervelend luidruchtig is. Wè is dè toch ’n lillijke kwèik een. Hetzelfde wordt ook mannelijk gebruikt in de betekenis: grote mond. WWB 176. Kwèik: 1 grof woord voor mond 2 vrouw die luidruchtig is. 1 Doe oewe kwèik ope ès ik oe iets vraog. Doe je mond open (geef antwoord) als ik je iets vraag. Ge trekt oewe kwèik nogal ope. Je zet nogal een grote mond op. 2 Wè is dè wijf toch ’n lillijke kwèik. Wat is die vrouw toch afschuwelijk luidruchtig. EG 244. Kwek (kwèk): Snaterende vrouw. RW I 209. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)