Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 30-09-2020

kief, kif

betekenis & definitie

1) (1980+) (jeugd) om waardeloosheid uit te drukken.

• (Hans Heestermans in Onze Taal, april 1987)

2) (1957) (drugs) marihuana uit Noord-Afrika. Van het Arabische woord kayf. Minder frequent is: keef. Zie ook: kiffen*.

• Hij herkende de Amerikaanse muziek, die uit de juke-boxes kwam en hij had zijn kennissen zien roken aan slechtgedraaide kif-sigaretten, die hem niet konden helpen. (Simon Vinkenoog: Wij helden. 1957)
• Ik heb twee tinnetjes kif meegenomen, zei ze. (Remco Campert: Het leven is verrukkulluk. 1961)
• Keef, soort Indische hennep (drug). (Rouke G. Broersma: Recht voor z’n raap. Jargonboek voor hippe en andere vogels. 1970)
• Amsterdam lag een hele tijd droog. De kif die een paar Marokkanen aanboden was bullshit en zelfs de Nederwiet deed al bijna vijftien piek per lucifersdoosje. (Nieuwsblad van het Noorden, 10/09/1971)
• 500 kilo kief en 150 kilo tabac... (Ari B. Hiddema: Kif Kif. 1973)
• Eergisteren was er een geweldige kifparty. (C. B. Vaandrager: De Hef. 1975)
• Daar bleek groene, fijngesneden kief in te zitten. (Peter Andriesse: Het dertiende ongeluk. 1983)
• Iedereen rookte rode Libanon, tempelhash, Afghaanse of kif. (Theodor Holman: Een lekker leven. 1986)
• Voor de parlementaire enquêtecommissie Opsporingsmethoden zei de criminoloog Bovenkerk onlangs dat Marokkaanse netwerken in Nederland zich op grote schaal bezighouden met handel in hasj ('kif') uit hun land van herkomst. (Elsevier, 07/10/1995)
• Rash besloot een jointje te roken met Ibo. In Marokko roken ze ook van hetzelfde sepsie-pijpje hun kif als bewijs van vriendschap. (Hans Sahar: Zoveel liefde. 1996)
• Geen greintje eergevoel. Als ze maar kif kunnen kopen. (Doeschka Meijsing: De tweede man. 2000)
• Hoe leuk het leven van eindeloze discussies in cafés ook was, hoeveel ze met vrienden, vriendinnen en echtgenoot al kif rokend door Spanje en Marokko trok en doorzakte in de Hallen van Parijs, ze kreeg er schoon genoeg van. (Rudi Wester: Vriendinnen van vroeger, vrouwen van nu. 2012)
• Hij was een onbetwist heerser. Niet in de laatste plaats omdat hij de absolute macht had over de productie van Marokko”s belangrijkste exportproduct: kif, een woord waarmee zowel hasj als marihuana wordt aangeduid. (Ilja Gort: Château fatale. 2015)
• Al bij Orléans hadden ze hun stuff erdoorheen gerookt. Maar dat gingen ze goedmaken met de kif van het Rif, oe la la la voor de mythische high, vive le Maroc! (Mireille van Hout: Ibiza, land van liefde. 2016)
• Coen ging regelmatig in Tanger pijpjes kief roken bij Paul Bowles, die hij ook uitgaf. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. Deel 2. 2019)
• Op een goeie avond zaten er in mijn hut zeker vijftien illegale Noord-­Afrikanen (duizend jaar lik) crack te roken, te chinezen of gewoon gezellig een jointje kifkif uit Ketama te paffen. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. Deel 2. 2019)

< >