(1908) (scheldw.) lafaard, bangerik. Eigenlijk: iemand die in zijn broek kakt (van de angst). Reeds vermeld in het ‘Zuid-Oostvlaandersch Idioticon. (1908-1924) van Teirlinck. Ook in samenstellingen, zoals ‘kakbroek-journalistiek’.
• En n'tuurluk had ze op 't laast ook niet meer de lef in d'r lijf om d'r naar te kijke, as 't d'r op ankwam altijd 'n jantje-kakkebroek, zat ze d'r in mekaar gedoke als 'n bossie droge kropsla... (Alie Smeding: Menschen uit een stil stadje. 1920)
• Ik ben om de dood geen kakkebroek; maar alleen weze met jou.... dat is om het te besterve! (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)
• Die Freek was toch een kakbroek, die kon je alles wijsmaken.. (G.P. Smis: Het Spionnetje. 1939)
• De geestelijke leider, die hem achter zich wil krijgen, moet geen kakkebroek, maar een pekbroek zijn, geen zacht eitje, maar een keiharde through-pass, geen zeveraar, noch snotteraar, maar een fidele knopenlegger. (De tijd, 01/10/1951)
• Tussen ons gezegd .. . het blijft tussen ons, niet waar?... ik ben eigenlijk een lafaard, een bangerik, een kakkebroek zo u wilt, maar niemand die het weten mag. (De waarheid, 13/06/1961)
• ‘Dat vuile tuig,’ scheldt Jap, de altijd oproerige. ‘Zo’n klein pestbottertje overvaren, dat kenne ze en dat benne nou afgestudeerde heren. Kakkebroeken zijn het, kakkebroeken en pissebedden. Een zootje lef.’ (Catalijn Claes: Zilveren zielen. 1978)
• mun vriendje zegt dat ik een 'kakkebroek' ben (heb ik er nog een probleem bij nu?). (www.craftygirls.nl, 07/07/2004)
• ... en de jehovah getuigen :o waar begin jij nu in godsnaam over :roll: volgens hen had de wereld reeds umpftig keer moeten vergaan ..... uiteindelijk zal dit ooit wel eens gebeuren ... echter zitten die kakbroeken er voor geen fluit voor iets tussen. (www.politicsinfo.net, 29/06/2005)
• Als kind kon hij al balsturig zijn, maar ach, je trekt er niet zwaar aan, denkt: zo’n eigenwijze kakkebroek, het waait wel over. (Catalijn Claes: Open einde. 2014)