(17e eeuw) (euf.) doodgaan. Syn.: ad* patres gaan; het afleggen*; afreizen*; de aftocht* blazen; de boeken* toedoen; eruit* stappen; de wereld goedennacht* zeggen; hemelen*; het hoekje* omgaan; inslapen*; insluimeren*; zijn kaars* uitblazen; kleiner* gaan wonen; de kraaienmars* blazen; om kroosjes* gaan; de mast* strijken enz.
• Ik zal het aardtrijk, door mijn stampen, op doen scheuren,
En ylen als Alcid' naar d'afgrondt van de doodt,
En stappen, vol van moedt, in spijt van Charons boot,
Dwars over al de vloên van d'eeuwig' duister' oorden… (Jan Vos: Alle de gedichten. 1671)
• Wat pijn is 't voor uw' vrou dat zy u moet begeven!
Ke! liefste, siet noch eens uw' droeve Procris aen,
Die om haer jalousy naer Charons boot moet gaen. (Jacob van Zevecote: Gedichten. 1840)
• In Charons boot stijgen. doodgaan. Charon was in de Griekse mythologie de veerman die gestorvenen overzette naar de onderwereld. Cliché tot in onze eeuw. (Het vrije volk, 01/05/1989)