Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-08-2020

idem zoveel

betekenis & definitie

(1958) (inf.) gezegd m.b.t. een groot bedrag in geld.

• 'Ziezo!' verklaarde hij, zijn portefeuille wegbergend. 'Die dacht me weer te pakken met de kilometerprijs van de Volkswagen, maar dat ging niet door. Scheelt weer idem zoveel.' (Willy van der Heide: Een vliegtuigsmokkel met verrassingen. 1958)
• Maar het zou op den duur wel eens zo kunnen worden, dat je moet zeggen, dit is standaard, wat je meer of anders wilt kost je idem zoveel. (De Openbare bibliotheek. 1972)
• Die betalen idem zoveel. (Willem Frederik Hermans: Onder professoren. 1975)