(1940) (zeem. euf.) schipbreuk lijden.
• Voor „schipbreuk lijden" zegt men : 't ongemak krijge. Minder vaag is de omschrijving van het verdrinken van den enkeling : „Hij is over boord gegooid." (G.S. Overdiep: De volkstaal van Katwijk aan Zee. 1940)