Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 30-03-2023

handvol

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) vijf jaar gevangenisstraf.

• `Ik wed, hij krijgt "kimmel" (3) jantjes (jaren). En ik wed, hij krijgt een handvol.' Twee handen vol is tien jaar. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Tegenwoordig was Jaantje Hemelop z'n bijzit, 'n eerste gehaaide; die zat nog voor kort met Sjeffie Groenteboer te forten, maar Sjef was nu voor 'n hand vol opgeborgen, wegens die inbraak bij 'k wist wel. (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Een handvol: vijf jaar (gevangenisstraf). (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986)
• 'n handvol krijgen: vijf jaar gevangenisstraf (Amsterdam). (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)