Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-07-2020

grafzerk

betekenis & definitie

1) (1941) (zeem.) bij onderzeeboten de telefoonboei op het achterschip in het dek.

• Grafzerk. Als men, meer speciaal bij den onderzeedienst, van de grafzerk spreekt, bedoelt men daarmede den bovenbouw van onze eerste onderzeeboot, die als monument, met een bemuurden ombouw en een steen, waarop de namen van de eerste bemanning gebeiteld staan, te Den Helder werd geplaatst. Hoewel men daarover aan boord van een onderzeeboot in dien zin weinig hoort spreken, heeft elke boot haar eigen grafzerk aan boord, nl. de telefoonboei op het achterschip in het dek, doch te bedienen van de hekbuiskamer uit. Bij een ongeval, als de boot gezonken is. laat men deze boei met den telefoonkabel en den geleidedraad voor het lampje dat op de boei zit, naar de oppervlakte stijgen, in de hoop de aandacht te trekken. Als de bemanning zich niet zelf weet te redden en de hulp van bovenwaterschepen uitblijft, is deze boei spoedig hun grafzerk. (Albert Chambron: Marinetermen. 1941)

2) (1984) (jeugd) iemand die domme opmerkingen maakt.

• Grafzerk: iem. die vaak domme opmerkingen maakt. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984)