Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-06-2020

fiel

betekenis & definitie

(1985) (inf.) homoseksueel persoon. Verkorting van homofiel.

• Als je zegt: ‘Ik ben homoseksueel’, dan klettert dat evenzeer over tafel als een schoteltje dat uit je handen glipt. Je bent een ‘fiel’, of ‘anders’ en dat is dan zeker minder erg, of zo. (Jos Brink: Stukje voor stukje. 1985)
• ‘Grafjankankerfiel!’ Ome Joop probeert de kluis los te hakken. (Kim van Kooten: Lieveling. 2015)