Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-06-2020

F-woord

betekenis & definitie

1) (1993) (euf.) fuck. Deze preutse formulering ontstond in de jaren zeventig in Amerika, waar het de oudere omschrijving (daterend uit 1934) ‘four-letter word’ (bij ons: drieletterwoord of schuttingwoord) verving. In de late jaren tachtig van de twintigste eeuw zorgde dit patroon voor een vlaag van gelijkaardige formuleringen, gaande van ernstig (c-word voor cunt, kut), en polemisch (l-word voor liberal, in Amerika een te mijden term) tot grappig. De Amerikaanse lexicograaf Jesse Sheidlower publiceerde in 1995 ‘The F-word’ met duizenden ongecensureerde citaten van wat door velen beschouwd wordt als het meest vulgaire woord uit de Engelse taal. Ooit werden in het puriteinse Amerika woorden zoals ‘fuck’ in druk angstvallig vermeden of op hypocriete wijze gecastreerd tot f**k (de eerste keer dat het onafgekort in The New York Times verscheen was in 1998!), nu werd er zowaar een volledig woordenboek aan dit vulgarisme gewijd. In de jaren tachtig werden ook in ons taalgebied constructies van letters met het achtervoegsel ‘woord’ populair. Voor journalisten is het een geliefde strategie geworden om indirect naar taboetermen te verwijzen door het gebruik van een ‘x-woord’ (waarbij x de eerste letter van dat woord is). Ook bij ons gaat het niet altijd om eufemismen. Vaak wordt het gewoon voor de grap gedaan (het p-woord voor poldermodel bijvoorbeeld).

• Ex-Beatle Paul McCartney gebruikt in zijn nieuwe song 'Big Boys Bickering' tot zeven keer toe het beruchte F-woord dat in de Britse kranten nog steeds als f .k verschijnt en op de BBC nog steeds verboden is voor negen uur 's avonds. (Het Parool, 23/01/1993)
• In Amerika - waar alles beter is - hebben ze voor het taboewoord fuck, dat elke Amerikaan duizend tot zesduizend keer per dag uitspreekt de naam het F-woord verzonnen. Als het per ongeluk op de televisie dreigt te klinken, hoor je een kinderachtig fluittoontje. Er zijn televisiesprekers die zelf dat fluitgeluidje kunnen imiteren, en zo via een omweg toch het F-woord zeggen. (De Volkskrant , 08/09/1995)
• Elke cultuur heeft zo zijn eigen taboewoorden. Op de Amerikaanse televisie mag je bij Oprah ongegeneerd je hart uitstorten, maar als je je daarbij het f-woord (u weet wel, fuck) laat ontvallen, laat de censor in plaats daarvan een drastische 'biep' horen. In Iran is de situatie net even anders. Niet dat daar voortdurend vierletterwoorden opduiken, maar het taboewoord bij uitstek is de naam van het grote, vijandige continent: Amerika. (De Morgen, 28/08/1997)
Du Preez maakte wel eens ruzie, had het 'f-woord' (fuck) gebruikt ten overstaan van zijn superieuren en wilde redactionele onafhankelijkheid. (NRC Handelsblad, 14/08/1999)

2) (1999) (euf.) fraude.

• Volgens `Brussel' fraudeert Nederland met Europees gemeenschapsgeld dat bedoeld is voor werkgelegenheidsprojecten. Het `f-woord' is gevallen, maar of op grote schaal wordt gefraudeerd is de vraag. (NRC Handelsblad van 01/06/1999)

3) (2016) (euf.) feminisme.

• Of misschien heb je al betaald voor dit boek en kreeg je opeens spijt van je uitgave toen je het F-woord zag. Het is waar dat de reputatie van het feminisme de laatste jaren zowat onder het vriespunt is gezakt. (Yasmine Schillebeeckx: Echte vrouwen bestaan niet. 2016)
• Jarenlang was feminisme voor jonge vrouwen een vies woord (“het F-woord”). Jarenlang zeiden jonge vrouwen “Ik ben geen feminist maar…” om vervolgens uit te leggen dat ze hartstikke voor gelijke rechten waren. Die vieze bijsmaak hebben mijn studenten helemaal niet. (Linda Duits: Dolle mythes. Een frisse factcheck van feminisme toen en nu. 2017)