Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-06-2020

elektra

betekenis & definitie

(1962) (inf.) elektrische artikelen.

• Een andere groep van tegenstanders treft men aan bij de elektriciteitsproduktiebedrijven. Die hadden het gas gaarne omgezet in elektra en dan een goedkoop stookmateriaal gehad. (Hollands weekblad. Jaargang 4. 1862-1963)
• Ik heb eens een hoogbejaarde dame horen opsommen alle vindingen uit haar levenstijd, compleet met elektra en vliegtuig en al. (De Gids. Jaargang 127.1964)
• Vorkheftrucks , elektra pallettruck, schepbakken, kante- laars.voorzetveegmachine, ... (Vakwerk: weekblad voor de bloembollensektor. 1998)