Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-06-2020

dingessen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (meervoud van dinges*) (inf.) personen of zaken die men niet bij naam kan of wil noemen.

• Kijk, daar heb je de Dingessen! — Ziet, daar zijn de van der Hummussen. En al naarmate uw instinkt als gezellig dier forscher ontwikkeld of meer rudimentair gebleven is, kunt ge de Dingessen en de van der Hummessen aanspreken of ze meesterlijk of onhandiglijk (er zijn graden ook in die kunst) ...negeeren. (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage, 31/10/1898)
• De Dingessen en een paar andere mensen komen het café in. Tegen sluitingstijd nodigen de Dingessen u uit bij hun thuis nog een afzakkertje te gebruiken. (De Telegraaf, 01/04/1967)
• De Dingessen hadden zich afgevraagd waarom ze op zo'n voor Toscaanse begrippen vroeg tijdstip waren geïnviteerd. (Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 142. 1997)