Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-05-2020

Chinees

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (sch.) onverstaanbare taal: 'dat is Chinees voor mij.': dat kan ik niet begrijpen.

• Als ik u eenen raad geef, zet gij een paar blekkers op, als of ik Chineesch tot u sprak. (D. Sleeckx: Werken. 1867)
• Nou jij en dan ik weer, dacht ik bij mezelf, maar koesterde toch respect voor een dergelijke nauwgezetheid, ofschoon de omslachtige astrologische bepaling je reinste Chinees voor me was. (Hubert Lampo: De komst van Joachim Stiller. 1959)
• (Ed van Eden: Deltas groot spreekwoordenboek. 1989)
• Vele lezers zullen zeggen: ‘Dat is Chinees voor mij’... (Poëziekrant. Jaargang 16. 1992)
• We zoeken vergeefs naar mijn schoenen in de bosjes en langs de beemden. C’est foutu, zeg ik. Voor Jules is dat Chinees, maar ik begrijp opeens dat het makkelijker is om wat in het Frans te zeggen. (Monika van Paemel: De koningin van Sheba. 2008)
• Danny steekt onzeker een sigaret op. “Voor mij is dit Chinees, schat.” (Hetty Kleinloog: Volle bloei. 2018)

2) (1990+) (Vlaanderen, stud.) zie citaat.

• Chinees: ad fundum met hoofd ondersteboven. (Kurt de Gendt: Studentenboek 1992-1993)