Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-10-2022

brulaap

betekenis & definitie

(1928) (ook: brulbaviaan, brulkikker) (scheldw.) iemand die een grote mond opzet; schreeuwlelijk. Naar het in de bossen van Zuid-Amerika veel voorkomende dier. In Antwerpen noemt men een luidruchtig persoon een 'brulbakkes'.

• Wij, opgeschroefde brulbavianen van het levenslied? (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
• Het was de wraak van het verleden, de straf voor het dikke, brutale jongmens, het afmaken van de indringer door de wildernis, die genoeg van die bleke brulapen had. (Jan de Hartog: Gods Geuzen. 1947-1949)
• Hij had, nadat hij nog een paar uur een hazeslaapje had gedaan, samen met de jongen ontbe-ten, voor de karavaan weer vertrekken zou met de Franse piassen en de brulkikker. (Jan de Hartog: Gods Geuzen. 1947-1949)
• Grote brulaap, laat me los of ik por je in je maag! (Willy van der Heide: Een speurtocht door Noord-Afrika. 1952)
• Zeg! zei ik tegen die kleine brulaap, houd je maar koest, stuk ongeluk, je hebt nog tijd ge-noeg om te brullen! (L. F. Celine: Reis naar het einde van de nacht. Vertaling E. Y. Kum-mer. 1968)
• Gillend trapt hij de neger tussen zijn benen. - Gore brulaap. Zuip je kokosnoten leeg. Schiet op je vuile soort. (Henk van Kerkwijk: Tot de aanval. 1968)
• Dick kwam tevoorschijn uit de kombuisingang, met een pannespons in de hand.
"Waar zit je, brulkikvors?" (Willy van der Heide: Dick Boei en de Bermbandieten. 1968)
• Toen begon hij die brulkikker te tarten. (Henk Hofland: De Jupiter. 1991)
• Het is altijd leuk om zo'n warhoofd als Ephimenco in een tussenzinnetje te zien als een brulkikker met veel temperament en weinig hersens. (HP/ De Tijd, 23/02/2001)
• Eindelijk ook geen zwaargeregisseerde tv-lol met schmierende BNN-babes of met een brul-aap in clownspak. (Vrij Nederland, 11/05/2002)
• Niets is minder onwaar dan het idee dat verstokte voetbalkijkers fanatieke brulapen zijn. (HP/ De Tijd, 15/08/2003)
• Pa is een autoritaire brulkikker die ons belachelijk zware straffen oplegt. (Helen Vreeswijk: Overdosis. 2007)