Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-04-2020

Belg

betekenis & definitie

(2003) (in de uitdrukking: de Belg) (inf.) de Belgische televisie.

• 'Achteraan vallen ze als vliegen,' roept de opgewonden commentator op de Belg. (Peter Ouwerkerk: Parijs is nog ver. Zintuiglijke sensaties uit honderd jaar Tour de France. 2003)
• AVRO; vanaf vanavond nog eens te zien op de Belg: Tipping the Velvet, een driedelige Britse dramaserie van de BBC, gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1998 van Sarah Waters. (www.louiscouperus.nl, 27/02/2006)
• Welke zender je ook kijkt: ze zitten er. De voetbalbejaarden. Hees van hun eigen gelijk schudden ze ontstemd hun quasiwijze hoofden waardoor er steeds meer roos op hun schouders dwarrelt. Ze beheersen alle zenders. De publieke en de commerciële. Uitwijken naar de Belg helpt niet. Testbeelden zijn het. (Youp van ’t Hek in NRC Handelsblad, 05/07/2014)
• Maandagavond zond de Belg als eerbetoon Dead Poets Society nog een keer uit en voelde ik regelmatig hete tranen opwellen. (Youp van ’t Hek in NRC Handelsblad, 16/08/2014)
• Maar die avond wilden we stipt om acht uur thuis zijn, want op de Belg kwam The Blues Brothers, een film die toen, zie ik nu, pas vijf jaar oud was… (Peter Buwalda: Van mij valt niks te leren. 2015)
• Schakel in op de Belg en wacht. (Thijs Zonneveld: Het Panini-album. 2018)