Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Sociale filosofie

betekenis & definitie

De studie van filosofische vraagstukken die voortkomen uit de economie, antropologie, sociologie en sociale psychologie.

De sociale filosofie grenst aan de filosofie van de geest aangezien zij begrippen bestudeert die verband houden met het handelen, zoals motief, bedoeling, vrije wil, verantwoordelijkheid. Maar zij beklemtoont de rol van de handelende persoon als lid van een groep, en behandelt de groep alsof deze zelf een handelend persoon was. Daarom betrekt zij ook ethische problemen als dat der collectieve verantwoordelijkheid in de beschouwing, evenals metafysische en methodologische problemen betreffende de aard van groepen en de kenmerken van hun gedrag. In hoeverre kan groepsgedrag veroorzaakt of voorspeld worden, of in termen van algemene wetten worden beschreven? In hoeverre kan het worden herleid tot een spel van economische krachten, en welke soorten verklaring kunnen ervan worden gegeven? Hoe vormt de sociaal-wetenschappelijk onderzoeker de begrippen die hij gebruikt? Wanneer geldt iets als een samenleving of als sociaal gedrag, en hoe verhouden deze zich tot het individu en tot individueel gedrag? In hoeverre kan men objectief zijn bij het verzamelen en beoordelen van bewijsmateriaal in de sociale wetenschappen, en in hoeverre kunnen of moeten, meer in het algemeen, deze wetenschappen lijken op de natuurwetenschappen?

In de economie wordt vaak ‘de rationele mens’ als model gebruikt. Dit leidt tot problemen betreffende zijn gedrag, in het bijzonder in competitieve situaties (speltheorie, beslistheorie). De begrippen voorkeur en stemgedrag kunnen worden bestudeerd aan de hand van logische stelsels waarin deze begrippen worden geformaliseerd. Aan zulke stelsels kunnen we zien hoe verschillende kiesprocedures werken, en men kan er problemen als de stembusparadox mee bestuderen.

Met de ethiek en de politieke filosofie heeft de sociale filosofie gemeen dat zij vraagstukken onderzoekt als: wat zijn de rechten van een groep die handelt uit zelfverdediging tegen leden van de groep of buitenstaanders; waarin bestaan de belangen van een groep als zodanig; hoe verhouden deze belangen zich tot die van leden van de groep en buitenstaanders, en wanneer is het legitiem ze te verdedigen; hoe moeten beslissingen worden genomen? De methodologische, d.w.z. de niet ethische, politieke of psychologische delen van het gebied worden vaak filosofie van de sociale wetenschappen genoemd. Zie ook functionalisme, filosofie van de geschiedenis.
H.H.H. van Erp en W.J. van Gils, Mensen en macht. Een geschiedenis van het sociaal-filosofisch denken, 1987.
J. Feinberg, Social Philosophy, 1973. (Vooral over vrijheid, rechten, rechtvaardigheid.)
A. Ryan, The Philosophy of the Social Sciences, 1970. (Legt de nadruk op verbanden met de algemene methodologie.)
R.S. Rudner, Philosophy of Social Science, 1966. (Behandelt met name classificatieproblemen, objectiviteit, het functionalisme.)
H.A. Becker, Sociale methodologie, 1974. (Inleiding tot de werkwijze van de sociale wetenschappen.)
M. Brodbeck (red.), Readings in the Philosophy of the Social Sciences, 1968.
E. Topitsch (red.), Logik der Sozialwissenschaften, 1970. (Evenals Brodbeck een bundel artikelen over uiteenlopende onderwerpen.)