Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

ISMAELIETEN

betekenis & definitie

Naar bijbelse voorstelling afstammelingen van Ismael (1), een verbond van twaalf stammen in de arabische woestijn (Gn 25,18; Ps 83,7). Gn 25,12-16 en 1Kr 1,29-31 noemen de volgende stammen op: Nebajot (Nabateeën), Kedar, Abdeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Chadad, Tema, Jetur (Itureeën), Nafis en Kedema.

De Ismaelieten leefden van de opbrengst van hun kudden, van incidentele razzia’s in het cultuurland (bv. Jdc 6,3-5; vgl. ook Gn 16.12) en van (slaven)handel (Gn 37,25.28; 39,1).

Lit
. Abel 1, 294-297. [v. d. Bom]

< >