I.
Het latijnse woord codex of caudex betekende oorspronkelijk ’stuk boomstam’, sinds de 1e eeuw vC duidde het ook een tussen houten plankjes bevestigde hoeveelheid papyrus- of perkamentbladen aan, de oervorm van ons boek. De codex verving sinds de 1e eeuw nC om praktische redenen in toenemende mate de papyrus- of perkamentrol. Statistieken hebben uitgewezen dat in de 2e en 3e eeuw nC in Egypte voor heidense teksten aan de perkamentrol, voor christelijke teksten aan de papyrus- codex de voorkeur werd gegeven. De broze papyrusbladen bleken echter voor de codex-vorm minder goed bruikbaar dan perkament. Vanaf de 4e eeuw nC geraakte papyrus als schrijfmateriaal steeds meer in onbruik, de perkament- codex had het pleit gewonnen, zowel voor profane als voor religieuze doeleinden.II. De behoefte aan een boekvorm die het ’naslaan’ gemakkelijk maakte werd vooral door de juristen gevoeld. Daardoor kreeg het woord codex als terminus technicus reeds vroeg de betekenis Verzameling wetten, wetboek’.
De bekendste codices uit de oudheid zijn:
1. de Codex Gregorianus (291), een particuliere verzameling der keizerlijke constitutiones van Hadrianus tot mei 291, slechts gedeeltelijk bewaard gebleven, onder meer door uittreksels in de Lex Romana Visigothorum;
2. de Codex Hermogenianus, supplement op de Gregorianus voor de jaren 291 tot en met 365, eveneens slechts indirect en fragmentarisch overgeleverd;
3. de Codex Theodosianus, de eerste officiële codex, van 436 tot 438 op last van keizer Theodosius II vervaardigd; hij bevatte in 16 boeken - voor een groot deel bewaard gebleven - de constitutiones van 312 tot 438 en verloor zijn geldigheid eerst door de invoering van
4. de Codex Iustinianus; keizer Iustinianus bracht twee officiële uitgaven van constitutiones tot stand, de z.g. Codex vetus (7 april 529) en de Codex repetitae praelectionis (16 november 534), die beide alle nog geldige wetten bevatten (zie Corpus iuris civilis).
Lit. I. W. Schubart, Das Buch bei den Griechen und Römern2 (Berlin/Leipzig 1921). C. Roberts, The Codex (Proceedings of the British Academy 40, 1954, 169-204).
II. P. Jörs (PRE 4, 161-173). - Beste uitgaven der codices: de fragmenten van Gregorianus en Hermogenianus in P. Krüger/T. Mommsen/W. Studemund, Collectio librorum iuris anteiustiniani 3 (Berlin 1890). T. Mommsen/P. Meyer, Theodosiani libri XVI2 (ib. 1954). P. Krüger, Codex Iustinianus (ib. 1877; met uitvoerige kritische commentaar). Id., C. Iustinianus in P. Kriiger/T. Mommsen/R. Schoeli/W. Kroli, Corpus iuris civilis 213 (ib. 1963). [Nuchelmans]