Na de Tweede Wereldoorlog hebben tal van Nederlandse organisaties ereraden ingezet om het gedrag van hun leden te beoordelen, als onderdeel van de zuivering. De zuivering was reeds in Londen voorbereid en een Zuiveringswet werd op 18 juli 1946 door de Staten-Generaal aangenomen. De wet voorzag in zuiveringscommissies voor ambtenaren en ereraden voor de vrije beroepen.
Binnen een aantal beroepsgroepen werden onderzoekscommissies ingesteld om vast te stellen of men met de vijand geheuld had. Sancties die ter beschikking van de zuiveringscommissies en ereraden stonden waren beroeps-, publicatie-, en tentoonstellingsverboden. Zo ontstonden er bijvoorbeeld de Eereraad voor de Letterkunde en de Centrale Eereraad voor de Kunst.
De Joodse Ereraad onderzocht het gedrag van de omstreden Joodse Raad en ook de statuten van de Huisorde van Oranje voorzagen in een ereraad.
