Duits monnik, leraar te Tegernsee (960 - ca 1030), verzamelde eigen en vreemde gedichten en brieven [Codex epistolaris, van 983 tot in de regeringstijd van Hendrik II, uitg. door K. Strecker als Die Tegernseer Briefsammlung, 1925, in de Monumenta Germ. hist, epistolae selectae III); bovendien copieerde hij te Keulen een manuscript van Boëthius met de commentaar van Lupus en voorzag het van geleerde aantekeningen.
Bibl.: Epistolae et poemata, bij Migne, Patr. lat. CXLI.
Lit.: F. Seiler, F.’s Briefcodex und die Geschichte desselben, in: Zeitschr. für deutsche Philologie XIV (1882).