Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zieten

betekenis & definitie

Zieten of Ziethen. Onder dezen naam vermelden wij:

Hans Joachim von Zieten, een beroemd Pruissisch generaal der kavallerie. Hij werd geboren den 18den Mei 1699 op Wustrau in het graafschap Ruppin, trad in 1714 in krijgsdienst, maar nam in 1724 zijn ontslag en begaf zich naar zijn vaderlijk landgoed. In 1726 echter trad hij als eerste-luitenant weder in de gelederen en wel in een regiment dragonders, maar kwam in botsing met zijn ritmeester, zoodat hij tot verlies van zijn rang en tot een jaar vesting-arrest veroordeeld werd. Door tusschenkomst van eenige generaals evenwel werd hij in 1730 in zijn rang hersteld en in 1731 tot ritmeester bevorderd. In 1735 nam hij onder de bevelen van den Oostenrijkschen generaal der hussaren von Baronay deel aan den veldtogt aan de Rijn tegen Frankrijk en zag zich in Januarij 1736 tot majoor benoemd. In 1741 werd hij luitenant-kolonel bij het regiment hussaren der garde, maakte zich verdienstelijk door de reorganisatie der Pruissische ruiterij en verbeterde inzonderheid de ligte kavallerie. In 1742 deed hij met zijn regiment strooptogten tot aan Stockerau, niet ver van Weenen. Later bevond hij zich bij het korps, waarmede prins Dietrich von Anhalt den opstand in Hongarije beteugelde en dekte voorts den aftogt van dien prins naar Opper-Silézië.

In het begin van den tweeden Silézischen Oorlog (1744) viel hij aan het hoofd der voorhoede in Bohemen, trok voorwaarts tot voorbij Budweis, waarna hij tot generaal-majoor bevorderd werd, en dekte vervolgens op uitstekende wijze den terugtogt over de Elbe, waarbij hij den 12den October bij Moldau-Tein het hoofd moest bieden aan een leger van 17000 man. In 1745 waagde hij het, bij Jagerndorf met zijn hussarenregiment, hetwelk een dergelijk uniform droeg als de Oostenrijkers, door een Oostenrijksch korps van 20000 man te trekken, ten einde de bevelen des Konings aan markgraaf Karel over te brengen. Ook bij Hohenfriedberg, alsmede bij Katholisch-Hennersdorf, waar hij gewond werd, streed hij met roem. In het daarop volgend tijdperk van vrede, slaagden zijne benijers er in, hem zwart te maken bij den Koning, maar toen Zieten, door ongesteldheid gedrukt, zij ontslag wilde nemen, bood Frederïk II hem de hand der verzoening en benoemde hem bij het uitbarsten van den Zevenjarigen Oorlog tot luitenant-generaal. Hij nam deel aan de gevechten bij Reichenberg (April 1757) en aan den slag bij Praag, voerde bij Kollin bevel over den linker vleugel, bleef daarna bij den prins von Bevern, die belast was met de verdediging van de Lausitz en van Silézië, en bragt na de gevangenneming van dien veldheer het overschot van het leger over Glogau naar Liegnitz bij den Koning, waarna hij zich den 5den December bij Leuthen onderscheidde. In den slag bij Liegnitz (15 Augustus 1760) noodzaakte hij het Oostenrijksche hoofdleger gedurende den strijd in het kamp te blijven, zoodat hij op het slagveld tot generaal der kavallerie werd benoemd, en in den slag bij Torgau (3 November 1760) leidde de door hem bevolene bestorming tot de zegepraal. In het voorjaar van 1761 moest hij het hoofd bieden aan de Russen, doch er werd geen slag van eenig belang geleverd. Later bleef hij tot aan het einde van den Zevenjarigen Oorlog steeds in de nabijheid des Konings en was bij afwezigheid van dezen belast met het opperbevel.

Na het sluiten van den vrede woonde hij bij afwisseling te Berlijn en op Wustrau en genoot de gunst van Frederik II, die zijn „ouden vader Zieten" dikwijls bezocht. Hij overleed te Berlijn den 26sten Januarij 1786. In 1790 deed prins Hendrik op het Wilhelmsplein te Rheinsberg en in 1794 Friedrich Wilhelm II te Berlijn een gedenkteeken verrijzen te zijner eere, terwijl door zinje familie een te Wustrau werd gesticht. Het derde hussarenregiment draagt ook thans nog den naam van Zieten-hussaren. Hij was een klein en schraal man en teer van ligchaamsbouw; zijne groote blaauwe oogen hadden een vriendelijken glans, maar op de harde, grove trekken van zijn niet zeer schoon gelaat las men vastheid van karakter. Hij onderscheidde zich intusschen door een vromen zin en door onbekrompene weldadigheid.

Friedrich Emil von Zieten, eenigen zoon van den voorgaande en geboren in 1765. Hij was eerst ritmeester bij de hussaren en werd later landraad van het arrondissement Ruppin, zag zich in 1840 in den gravenstand opgenomen en overleed ongehuwd op Wustrau den 29sten Junij 1854. Zijne titels en bezittingen vielen ten deel aan het Huis Schwerin.

Hans Ernst Karl, graaf von Zieten, een telg uit het Huis Dechtow en geboren den 5den Maart 1770. Hg onderscheidde zich in den oorlog van 1813 tot 1815 tegen de Franschen als generaal-majoor eener brigade, werd in 1817 in den gravenstand opgenomen en tot generaal en kommandant van Silézië benoemd, maar nam in 1835 als generaal-veldmaarschalk zijn ontslag en vestigde zich te Warmbrunn, waar hij den 3den Mei 1848 overleed. — Zijn zoon Leopold Karl, graaf von Zieten, geboren den 23sten Mei 1802, werd geheim regéringsraad te Breslau en overleed den 19den Mei 1870, — en een zoon van dezen, Hans Joachim Ernst, graaf von Zieten, geboren den 28sten October 1839, is ritmeester bij de Silezische hussaren.

< >