Wybicki (Jozef), een Poolsch staatsman, geboren in 1747 op Bendomin bij Dantzig, ontving zijne opleiding op de Jezuïetenschool aldaar en verwekte voor het eerst opzien, toen hij als afgevaardigde op den Rijksdag van 1768 zijn „Veto” deed hooren tegen de besluiten, die onder den invloed van Rusland waren vastgesteld. Nadat hij voor de Russen de wijk had genomen naar Krakau en Hongarije, voegde hij zich bij de vereeniging van Bar, was daarvoor werkzaam te Weenen, te Berlijn en in Poolsch Pruissen en keerde na de eerste verdeeling van Polen naar Warschau terug, waar hij Andrzej Zamojski bij het ontwerpen van een nieuw wetboek ter zijde stond. Gedurende den opstand onder Kosciuszko in 1794 bevond hij zich bij Dombrowski in Groot-Polen. Na de bestorming van Praga begaf hij zich naar Frankijk, keerde vervolgens terug naar Pruissen, en woonde, daar zijne goederen waren verbeurd verklaard, op eenvoudigen voet te Breslau, totdat Napoleon na den slag bij Jena hem en Dombrowski naar Berlijn ontbood en hen belastte met de organisatie van een Poolsch leger en van een Poolsch bestuur.
Wybicki ontwikkelde nu in Polen eene ongemeene werkzaamheid, zoodat hij na de stichting van het hertogdom Warschau door den Koning van Saksen tot senator-woiwode werd benoemd. Keizer Alexander bevestigde hem in die waardigheid en verhief hem tot president van het hooggeregtshof te Warschau. Hij overleed in 1822. Van zijne geschriften zijn vooral de door graaf Raczynski uitgegeven: „Parpietniki (1840, 3 dln)” merkwaardig.