Wyatt. Onder dezen naam vermelden wij:
Thomas Wyatt, een Engelsch dichter, geboren in 1503 op Allington Castle in Kent. Hij studeerde te Cambridge, was bij afwisseling in blakende gunst en in ongenade bij Hendrik Vlll, werd in 1537 high sheriff van Kent en overleed den 11den October 1542 te Sherborne. Men verhaalt, dat hij eene hartstogtelijke liefde had opgevat voor Anna Boleyn. Uit zijne gedichten, alsmede uit die van zijn vriend Surrey, blijkt de invloed van Petrarca. Intusschen hebben zijne minnedichten geringer waarde dan zijne hekeldichten. Zijne „Poetical works" zijn in 1866—1870 door de zorg van R Bell op nieuw in het licht verschenen en ook opgenomen in de „Courtley poets (1870)” van Hannah.
James Wyatt, een verdienstelijk Engelsch architect, geboren te Burton-Constaple den 4den Augustus 1748. Hij behoort tot de eersten, die in Engeland den spitsboogstijl wederom invoerden en geheele gebouwen en gewelven van giet-ijzer vervaardigden. Hij werd in 1806 president der Britsche schilder-académie en overleed te Marlborough den 5den September 1813. Inzonderheid was hij een meester in het restauréren van oud-Engelsche gebouwen.
Mathew Digby Wyatt, desgelijks een verdienstelijk bouwkundige, geboren te Rowde in Wilts in 1820. Hij ontwierp in 1850 het plan voor het tentoonstellingsgebouw te Londen, deed vele openbare gebouwen en woonhuizen in Engeland en Indië verrijzen, verwierf in 1869 de ridderlijke waardigheid en zag zich in 1870 benoemd tot hoogleeraar te Cambridge. Hij overleed den 21sten Mei 1877. Van zijne geschriften noemen wij: „Specimens of geometrical mosaics of the middle ages (1848)”, — „Metal works and its artistic design (1852)”, — „Industrial arts of the nineteenth century (1853 , 2 dln)”, — „Art treasures of the united Kingdom (1857, 2 dln)”, — „Fine art, a sketch of his history (1870)”, — en „An architect's notebook in Spain (1872)”.
